2h/vm CH2L8

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Vertaal:
concentrate

Vertaal:
to cut down on

Vertaal:
to cure

Vertaal:
warn

Vertaal:
crutches

Vertaal:
to improve

Vertaal:
buikpijn

Vertaal:
ziekte

Vertaal:
hechtingen

Vertaal:
tandarts

F - listening

Let's check the answers

Grammar 4 - Modals 

Can wordt gebruikt om te praten over mogelijkheden, om verzoeken te doen en om toestemming te vragen. 

Can I go to the bathroom? 

He can play chess. 

To be able to wordt gebruikt om te zeggen dat je in staat bent iets te doen. 

am/is/are able to 

I am able to solve the problem. 

Modals

Could is de verleden tijd vorm van can, maar ook een beleefheidsvorm. Als je een vraag stelt aan een volwassene gebruik je deze vaak ook. 

Het wordt ook gebruikt om uit te drukken dat iets waarschijnlijk gebeurt in de toekomst, maar geen zekerheid heeft. 

It could rain today. 

Could you help me with this task?

Modals

Must en have drukken beiden noodzaak uit. 

Must = noodzaak vanuit de spreker.   Have = noodzaak vanuit iemand anders. 

Should gebruik je om advies te geven, een suggestie te doen of te zeggen dat iets juist is om te doen.

I have to take my medication said the doctor. 

We must not forget to buy shampoo. 

We should see the doctor. 

Voorbeeld: We should see the doctor. 

I ....…. go to the supermarket today.

1. have to
2. should
3. could
4. must

My father said I …….. to call the doctor.

1. have to
2. should
3. can
4. must

I ....….. come to the party tonight, I have broken my leg.

1. am not able to
2. can't
3. couldn't
4. musn't

....... I go to the toilet please?

1. can
2. could
3. am I able to go

........……. I ask you a question, officer?

1. could
2. can
3. am I able to

You really …… apologise to her, I think it's the right thing to do.

1. can
2. could
3. should
4. must

Do: 

Finish all the exercise of I - Writing and Grammar in your book.

 

Go to slim stampen and study grammar and stones. 

Homework Thursday 26-11

Finish I - Writing and Grammar - p. 116

Study Theme words + words A + C + F + G

Study grammar 3 and 4

Study irregular verbs (alle 3 de rijtjes) - 36 t/m 70
(test Friday 27-11)

Bring your laptop + books + oortjes!!!

Tests 

Friday 27th of November

Test Irregular Verbs 36 t/m 70

Thursday 3th of December

Repetitie Chapter 2 – Vocabulary/Stones/Grammar