Oefenen toets fictie 2hv

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat is het verschil tussen spanning en sensatie?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is identificatie?

Slide 4 - Question ouverte

Welke soort verteller bestaat niet?
A
Auctoriale verteller
B
Emotionele verteller
C
Ik-verteller
D
Personale verteller

Slide 5 - Quiz

Bij emotionele spanning weet je ... dan de personages
A
Meer
B
Minder

Slide 6 - Quiz

Waarom zorgt intellectuele spanning voor nieuwsgierigheid?
A
Je kruipt in het hoofd van de personages
B
De schrijver geeft jou als lezer een hint
C
Je weet nog niet wat er gaat gebeuren

Slide 7 - Quiz

Bij een flash forward ga je ... in de tijd
A
vooruit
B
achteruit

Slide 8 - Quiz

Welke soorten ruimte kun je
vinden in een verhaal?

Slide 9 - Carte mentale

Bij welke van deze antwoorden gaat het om verteltijd?
A
Een zomer
B
Vijf zinnen
C
Twee weken
D
Een lesuur

Slide 10 - Quiz

Wat gebeurt hier: "Twee weken lang stond ze elke dag om 5:00 op."
A
Versnellen
B
Vertragen

Slide 11 - Quiz

Wat betekent sympathiek?
A
gezellig
B
aardig
C
vrolijk
D
grappig

Slide 12 - Quiz

Wat betekent sensatie?
A
Een gevoel dat je ergens van krijgt
B
Geroddel
C
Iets spannends dat je meemaakt
D
Leugens verspreiden

Slide 13 - Quiz

Wat betekent illusie?
A
droombeeld
B
goocheltruc
C
magie
D
toverspreuk

Slide 14 - Quiz

Wat betekent linoleum?
A
oud gebouw
B
gladde vloerbedekking
C
wollig tapijt
D
nieuwbouw

Slide 15 - Quiz

Wat betekent grimmig?
A
dreigend
B
agressief
C
donker
D
ongezellig

Slide 16 - Quiz

Wat betekent langdradig?
A
ongezellig
B
onbetrouwbaar
C
vriendelijk
D
saai

Slide 17 - Quiz

Wat betekent blakend?
A
rokend
B
verbrand
C
stralend
D
ongelukkig

Slide 18 - Quiz

Wat betekent hectare?
A
een manier om inhoud te meten
B
een gebied met een hek eromheen
C
een manier om hoogte te berekenen
D
een gebied van 100 bij 100 meter

Slide 19 - Quiz