Kerstquiz 1e kerstdag

Kerstmis kerstquiz
2 teams: dames tegen de heren


Foto : kerst 2007 
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 6

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Kerstmis kerstquiz
2 teams: dames tegen de heren


Foto : kerst 2007 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

In welk jaar is deze foto genomen?
A
2010
B
2011
C
2012
D
2013

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Diapositive

In welk land wordt kerst als eerste gevierd ieder jaar?
A
Rusland
B
China
C
Nieuw -Zeeland
D
Australië

Slide 5 - Quiz

Los de rebus op:

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

1

Slide 8 - Vidéo

00:37
Vul aan: you will get...
A
A Christmas tree
B
A sentimental feeling
C
Christmas lights
D
A happy feeling

Slide 9 - Quiz

Wat brachten de 3 koningen?

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Diapositive

Waar werd deze foto gemaakt?
A
Op de Bosberg
B
Bij Loods 81 in Margraten
C
Bie de Tantes in Eys

Slide 12 - Quiz

Wanneer pakken mensen in Engeland en Amerika de kerstcadeau’s uit?
A
Kerstavond
B
Tweede kerstdag
C
Eerste kerstdag
D
Oudejaarsavond

Slide 13 - Quiz

1

Slide 14 - Vidéo

00:50
Hoe gaat het verder?
A
Bald ist Heiliger Nacht
B
In den Herzen ist’s warm
C
Die Sonne scheint schon

Slide 15 - Quiz

Noem zo veel mogelijk ingrediënten van ‘knien in t zoer’.

Slide 16 - Question ouverte

1

Slide 17 - Vidéo

01:00
Hoe gaat het verder?
A
With every Christmas card I write
B
With every Christmas tree I see
C
With every Christmas dinner I eat

Slide 18 - Quiz

Hoe zeg je fijne kerst in het Spaans?
A
Schöne Weihnachten
B
Wesolych Swiat
C
Feliz Christmasso
D
Feliz Navidad

Slide 19 - Quiz

Noem een jaar dat er een witte kerst was:

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive

Die foto is genomen in 2007. Wat aten we tijdens die kerst?
A
Kalkoen
B
Hertenbiefstuk
C
Kippenpoten
D
Nieks

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Wat deed oma Mia terwijl de rest aan de koffie zat in 1993?
A
Nog even snel naar de winkel.
B
De afwas.
C
De was ophangen.
D
De was vouwen.

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Smakelijk eten!

Slide 26 - Diapositive