1. Stromingen

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
GMFMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke joodse begrippen ken je?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Expertopdracht
Doel: 
gezamenlijke basiskennis van een stroming vergaren

  1. Jodendom
  2. Christendom
  3. Islam
  4. Hindoeïsme
  5. Boeddhisme
  6. Humanisme

Hoe?
Antwoorden geven op basisvragen/leerdoelen over de stroming (zie SOM).
Gebruik maken van drie bronnen:
  1. LessonUp les over stroming
  2. Pdf-bestand 'Informatie Stromingen'
  3. Pdf-bestand 'Informatie Jodendom of ...'
    Daarna klassikale check 

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is belangrijk om goed te kunnen samenwerken?

Slide 5 - Question ouverte

Stappenplan
a. Wat moet er allemaal gebeuren?
b. Welke taken zijn er nog meer?
c. Wie heeft welke rol of taak?
d. Wat doe je als je het niet met elkaar eens bent?
e. Wat doe je als je klaar bent met je taak?
f. Hoe gaan jullie de gedane taken controleren?
g. Wanneer, aan wie en op welke manier gaan jullie hulp vragen?
Aan het einde van het onderzoek kun je:

1. Uitleggen wat het monotheïsme betekent
2. Het verschil uitleggen tussen het Joodse volk en het joodse geloof
3. Uitleggen hoe het joodse geloof is ontstaan
4. Uitleggen welke raakvlakken het Jodendom heeft met het Christendom en de Islam
5. Uitleggen wat drie belangrijke geloofspunten van de joden zijn
6. Uitleggen welke drie stromingen er binnen het jodendom bestaan

7. Uitleggen waaruit het algemene joodse godsbeeld bestaat. Wie is God volgens de joden?
8. Uitleggen welke rol de Thora, Tenach en de Talmoed hebben
9. de naam en het gebruik van de gebedsriemen toelichten
10. zes voorbeelden noemen van Joodse wetten en rituelen
11. vijf Joodse feesten noemen met daarbij de betekenis en uitleg
12. de diaspora en de staat Israël toelichten en uitleggen waarom de jaartallen 70 en 1948 belangrijk zijn.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Monotheïsme is het geloof in meerdere goden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Joden geloven in een Messias.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er bestaat geen verbond tussen God en het joodse volk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke stroming hoort er niet bij?
A
Orthodoxe joden
B
Theravada joden
C
Liberale joden
D
Niet-religieuze joden

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Adonai betekent Heer.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Theos betekent één.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Joden spreken het woord 'god' altijd uit.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn aartsvaders?
A
stamvaders van het jodendom
B
vaders, die in de aarde werkten
C
de belangrijkste joden
D
zij waren de eerste mensen

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie waren de aartsvaders?
A
Abraham, Jacob en Jozef
B
Adam, Abraham en Ezau
C
Abraham, Abel en Noach
D
Abraham, Isaak en Jacob

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verbond dat Abraham met God heeft gesloten?

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Diaspora betekent
A
Verspreiding van het jodendom
B
Joden die alleen in een land wonen
C
Joden die alleen in Europa wonen
D
Joden die alleen in Azië en Amerika wonen

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer wordt de staat Israel uitgeroepen?
A
1912
B
1940
C
1880
D
1948

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions