Week 16 - oordeel & onderbouwing (gymnasium)

Fictie A5
Leerdoelen
R: Ik weet op welke kenmerken je een boek of film kunt beoordelen als je een recensie schrijft.
T1: Ik kan herkennen op welke kenmerken een boek of film is beoordeeld in een recensie.
T2: Ik kan aangeven wat de sterke en zwakke punten zijn in de argumentatie bij verschillende soorten recensies en kan zelf een beargumenteerd oordeel geven over gegeven kenmerken van een verhaal.
I: Ik kan zelf een recensie schrijven over een verhaal.


1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Fictie A5
Leerdoelen
R: Ik weet op welke kenmerken je een boek of film kunt beoordelen als je een recensie schrijft.
T1: Ik kan herkennen op welke kenmerken een boek of film is beoordeeld in een recensie.
T2: Ik kan aangeven wat de sterke en zwakke punten zijn in de argumentatie bij verschillende soorten recensies en kan zelf een beargumenteerd oordeel geven over gegeven kenmerken van een verhaal.
I: Ik kan zelf een recensie schrijven over een verhaal.


Slide 1 - Diapositive

Maak een zin met één van de woorden in de afbeelding hiernaast.

Slide 2 - Question ouverte

Maak een zin met één van de woorden in de afbeelding hiernaast.

Slide 3 - Question ouverte

Theorie
Een verhaal beoordelen
Een oordeel over een boek bestaat uit twee onderdelen: de mening en de argumenten. 

- mening: ik vind... 
- argument: uitspraken die aangeven waarom je dat vindt. 

Bijvoorbeeld: Ik vond het een leuk boek. De personages waren erg geloofwaardig en het verhaal zat goed in elkaar. 

Slide 4 - Diapositive

Theorie
Een verhaal beoordelen 

Boeken en films kun je op basis van een aantal vaste kenmerken beoordelen om de kwaliteit vast te stellen. Deze kenmerken zijn: 

  1. Personen
  2. Gebeurtenissen
  3. Opbouw 
  4. Taalgebruik

Slide 5 - Diapositive

Theorie
Een verhaal beoordelen 

  1. Personen                                                                                                  Kan in mij inleven in de hoofdpersoon? Vind ik de personages geloofwaardig? 
  2. Gebeurtenissen                                                                               Komen de gebeurtenissen realistisch over? Zet het verhaal mij aan het denken?
  3. Opbouw                                                                                                    Wat vind ik van de opbouw van het verhaal?                              Is het verhaal lastig te lezen of niet?
  4. Taalgebruik                                                                                            Vind ik het taalgebruik moeilijk of makkelijk?                               Wat vind ik van de gesprekken in het verhaal? 

Slide 6 - Diapositive

Welk hoofddoel heeft iemand die een boek- of filmrecensie schrijft?
Met welke drie argumenten onderbouwt deze recensent zijn mening?

Ontdekken

Slide 7 - Diapositive

Oefenen
-    Van het onderdeel oefenen maak je opdracht 1 t/m 6.
-    Van het onderdeel ontdekken maak je opdracht 8 + 9 (regulier) óf van het onderdeel onderzoeken en ontwerpen maak je opdracht 11 (uitdaging).

Extra oefenen per leerdoel?
R: theorie samenvatten
T1: opdracht 8a, 9a
T2: opdracht 8bcd, 9b
I: opdracht 9c, 11

Slide 8 - Diapositive

Toepassen (deel 3/3)
Je gaat de theorie toepassen op je boek aan de hand van een aantal vragen.

Je hebt je oordeel over het hoofpersonage al gegeven in week 14. Nu ga je dat ook doen met de andere kenmerken. Per kenmerk beantwoord je de vragen (zie volgende dia's).

Slide 9 - Diapositive

A) Gebeurtenissen
- Kwamen de gebeurtenissen realistisch op je over?
- Heb je zelf zoiets meegemaakt of ken je anderen die iets dergelijks hebben meegemaakt?
- Heeft het boek je aan het denken gezet?

Slide 10 - Question ouverte

B) Opbouw
- Wat vond je van de opbouw van het verhaal?
- Was het verhaal lastig te lezen of niet?
- Vond je het verhaal spannend?
- Wat vond je van het einde?

Slide 11 - Question ouverte

C) Taalgebruik
- Vond je het taalgebruik moeilijk of gemakkelijk; leuk, mooi of grappig?
- Was het taalgebruik beeldend: kon je voor je zien wat de schrijver bedoelde?
- Wat vond je van de gesprekken of beschrijvingen?

Slide 12 - Question ouverte