G2A Les 3 spelling (hoofdletters & meer)

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Kies de juiste optie:
... soms lastig om op te letten tijdens de les
A
'T Is
B
'T is
C
't Is
D
't is

Slide 3 - Quiz

Regel: het eerste woord van een zin schrijf je met een hoofdletter

Uitzonderingen:
1. Als de zin met een apostrof begint, schrijf je het tweede woord met een hoofdletter: 't Is..., 's Ochtends..., etc.
2. Als de zin met een getal begint, schrijf je geen hoofdletter: 38% van de mensen...

Slide 4 - Diapositive

Kies de juiste optie:

A
mevrouw Van Dijk
B
mevrouw van Dijk

Slide 5 - Quiz

Tussenvoegsels van achternamen
Staat er geen deel van de naam voor het tussenvoegsel? Dan gebruik je een hoofdletter: de heer El Azzouzi, mw. Van Dijk, meneer De Jong

Staat er wel een deel van de naam voor? Dan gebruik je een kleine letter: Wim de Vries, S. van Dijk

Slide 6 - Diapositive

Let op: wat doen we hier dan mee?

A
mevrouw Pieters-Van Veen
B
mevrouw Pieters-van Veen

Slide 7 - Quiz

Tussenvoegsels van achternamen
Ook een deel van een (andere) achternaam telt als 'een deel van de naam staat voor het tussenvoegsel', dus:

mevrouw Pieters-van Veen

Slide 8 - Diapositive

Kies de juiste optie:
Tom Waes crashte met zijn ...
A
porsche
B
Porsche

Slide 9 - Quiz

Regel: merknamen schrijf je met een hoofdletter

Uitzondering: woorden waarbij je niet meer aan de eigennaam denkt, schrijf je wel met een kleine letter.

Voorbeelden: barbiepop, coopertest, alzheimerpatiënt

Slide 10 - Diapositive

Kies de juiste optie
A
de Koran
B
de koran

Slide 11 - Quiz

Regel: namen van heilige personen en zaken schrijf je met een hoofdletter

Voorbeelden: God, Allah, de Heer, de Bijbel, de Thora

Uitzondering: heb je het niet over het heilige boek in het algemeen, maar over een exemplaar van het boek, dan gebruik je een kleine letter: "Er ligt een bijbel in zijn nachtkastje"

Slide 12 - Diapositive

Kies de juiste optie
A
Protestanten
B
protestanten

Slide 13 - Quiz

Regel: namen van geloven, gelovigen en politieke stromingen schrijf je met een kleine letter 


Voorbeelden: jodendom, moslims, socialisten

Slide 14 - Diapositive

Kies de juiste optie
A
tweede Kerstdag
B
Tweede kerstdag
C
Tweede Kerstdag
D
tweede kerstdag

Slide 15 - Quiz

Regel: feestdagen schrijf je met een hoofdletter
Voorbeelden: Pasen, Koningsdag, Offerfeest, Chanoeka

Uitzondering: woorden die zijn afgeleid van feestdagen schrijf je met een kleine letter

Voorbeelden: tweede pinksterdag, paasfeest, (fijne) kerstdagen, nieuwjaarsdag

Slide 16 - Diapositive

Kies de juiste optie
A
de steentijd
B
de Steentijd

Slide 17 - Quiz

Regel: namen van periodes en tijdperken schrijf je met een kleine letter

Voorbeelden: steentijd, ijstijd, oudheid, renaissance

Slide 18 - Diapositive

Ik heb het boek '...' nog niet gelezen
A
Films die nergens draaien
B
films die nergens draaien
C
Films Die Nergens Draaien
D
Films die Nergens Draaien

Slide 19 - Quiz

Regel: titels van boeken, series, films etc. beginnen met een hoofdletter

Voorbeelden: het boek De hongerspelen, de film Verliefd op Ibiza, de documentaire Cowspiracy

Slide 20 - Diapositive


Zijn er nog vragen over deze theorie?

Slide 21 - Diapositive

Wanneer komt er wel of juist geen '-n' achter woorden als sommige(n), enkele(n), alle(n), etc?

Slide 22 - Question ouverte

Volg het schema om te bepalen of je een woord als sommige(n), enkele(n), vele(n) met of zonder -n schrijft

Slide 23 - Diapositive

Maar let op: er is natuurlijk weer een uitzondering...
Soms staat er geen zelfstandig naamwoord achter het woord, maar kun je dat wel denkbeeldig invullen, omdat het ergens anders in de zin of in de zin ervoor is gebruikt. 
Je schrijft het dan alsof er wel een zelfstandig naamwoord achter staat: zonder -n. Voorbeeld: 'Omdat sommige mensen in de trein asociaal waren, konden andere niet zitten.'
Alleen bij alle en beide voeg je in dat geval wel -n toe als het betrekking op personen heeft. Voorbeeld: 'De klas bestaat uit 31 leerlingen. Allen zijn erg gezellig.'

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive