H5 - Mengsels en Zuivere Stoffen

Mengsels en Zuivere Stoffen
Hoofdstuk 5
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Mengsels en Zuivere Stoffen
Hoofdstuk 5

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je weet het verschil tussen een mengsel en een zuivere stof op microniveau
  • Je kent de verschillende soorten mengsels
  • Je kunt het verschil tussen een mengsel en zuivere stof uitleggen met een temperatuurdiagram
  • Je kunt rekenen met dichtheid, massa- en volumepercentage en concentratie

Slide 2 - Diapositive

Zuivere stoffen
  • Zuivere stoffen bestaan uit één molecuulsoort
  • Zuivere stoffen hebben een smelt- en kookpunt

Slide 3 - Diapositive

Welke zuivere stoffen
ken je?

Slide 4 - Carte mentale

Zuivere stoffen
  • Voorbeelden van zuivere stoffen zijn:
  1. Suiker
  2. Zout
  3. Aluminiumfolie
  4. Koper in elektriciteitsdraden

Slide 5 - Diapositive

Mengsels
  • Mengsels bestaan uit meerdere molecuulsoorten
  • Mengsels hebben een smelt- en kooktraject

Slide 6 - Diapositive

Mengsel
Zuivere stof
Alcohol
Diamant
Roest
Bakpoeder
Brons
Kraanwater
Bloed
Koffiebonen

Slide 7 - Question de remorquage

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Vidéo

Soorten mengsels
  • Homogene mengsels zijn mengsels waarbij je de verschillende onderdelen niet kunt onderscheiden
  • Homogene mengsels zijn oplossingen

  • Heterogene mengsels zijn mengsels waarbij je de verschillende onderdelen wél kunt onderscheiden
  • Er zijn verschillende soorten heterogene mengsels

Slide 10 - Diapositive

Soorten heterogene mengsels
  • vast in vloeistof: suspensie
  • vloeistof in vloeistof: emulsie
  • gas in vast/vloeistof: schuim
  • vast in gas: rook
  • vloeistof in gas: nevel

Slide 11 - Diapositive

Geef 1 voorbeeld van een heterogeen mengsel en geef aan wat voor soort mengsel het is.

Slide 12 - Question ouverte

Soorten heterogene mengsels
  • Voorbeelden suspensie: chocolademelk, bloed
  • Voorbeelden emulsie: mayonaise, melk
  • Voorbeelden schuim: piepschuim, slagroom
  • Voorbeelden nevel: haarlak, mist

Slide 13 - Diapositive

Je voegt een vaste stof toe aan een vloeistof. Er ontstaat een helder mengsel. Hoe heet dit mengsel?
A
Suspensie
B
Emulsie
C
Oplossing
D
Emulgator

Slide 14 - Quiz

Je voegt een vaste stof toe aan een vloeistof. Er ontstaat een troebel mengsel. Hoe heet dit mengsel?
A
Suspensie
B
Emulsie
C
Oplossing
D
Emulgator

Slide 15 - Quiz

Zuivere, Zwitserse berglucht is een...
A
heterogeen mengsel
B
homogeen mengsel

Slide 16 - Quiz

Welke tekening geeft een zuivere stof weer?
A
B
C

Slide 17 - Quiz

Leerdoelen
  • Je weet het verschil tussen een mengsel en een zuivere stof op microniveau
  • Je kent de verschillende soorten mengsels
  • Je kunt het verschil tussen een mengsel en zuivere stof uitleggen met een temperatuurdiagram
  • Je kunt rekenen met dichtheid, massa- en volumepercentage en concentratie

Slide 18 - Diapositive

Rekenen aan mengsels - dichtheid
Dichtheid: massa in gram van 1,00 cm3 van een stof in g cm-3

Hierin is:
  • ρ de dichtheid in g cm-3
  • m de massa in g
  • V  het volume in cm3
ρ=Vm

Slide 19 - Diapositive

Rekenen aan mengsels - dichtheid
Voorbeeldopgave 1
Je hebt een sleutel met een massa van 19,5 g en een volume van 3,0 cm3.
De dichtheid van ijzer is 7,9 g cm-3.

a Bewijs dat de sleutel niet van ijzer is gemaakt.

b Bereken de massa van de sleutel als deze van ijzer zou zijn gemaakt.
timer
5:00

Slide 20 - Diapositive

Rekenen aan mengsels - dichtheid
Je hebt een sleutel met een massa van 19,5 g en een volume van 3,0 cm3. De dichtheid van ijzer is 7,9 g cm-3.

a dichtheid sleutel =                                            g cm-3
    Het materiaal van de sleutel heeft een andere dichtheid dan ijzer.

b massa sleutel = dichtheid x volume = 7,9 x 3,0 = 23,7 g
volumemassa=3,019,5=6,5

Slide 21 - Diapositive

Rekenen aan mengsels - massa%
Massapercentage: hoeveelheid van een bestanddeel in een    
                                         mengsel in procenten


massapercentage=massa(geheel)massa(deel)×100

Slide 22 - Diapositive

Rekenen aan mengsels - massa%
Voorbeeldopgave 2
Jam bevat 63 massa% suiker. Bereken hoeveel suiker er in een pot jam van 450 g zit.
timer
3:00000

Slide 23 - Diapositive

Rekenen aan mengsels - massa%
63% van de 450 g is suiker.

63% van 450 is:
(63 x 450) / 100 = 283,5 g suiker
OF
450 x 0,63 = 283,5 g suiker

Slide 24 - Diapositive

Rekenen aan mengsels - volume%
Volumepercentage: hoeveelheid van een bestanddeel in een    
                                           mengsel in procenten


volumepercentage=volume(geheel)volume(deel)×100

Slide 25 - Diapositive

Rekenen aan mengsels - volume%
Voorbeeldopgave 3
In een fles brandspiritus van 750 mL zit 638 mL alcohol. Bereken het volumepercentage alcohol in de brandspiritus
timer
3:00000

Slide 26 - Diapositive

Rekenen aan mengsels - volume%
Invullen van de formule voor volumepercentage geeft:


                                                                                                                          %
volumepercentage=750638×100=85,1

Slide 27 - Diapositive

Rekenen aan mengsels - concentratie
Concentratie (g L-1): massa opgeloste stof (in gram) in één liter 
                                            oplossing.


concentratie=volume.oplossingmassa.opgeloste.stof

Slide 28 - Diapositive

Rekenen aan mengsels - concentratie
Voorbeeldopgave 4
In 200 mL Coca Cola zit 21,2 gram opgeloste suiker. Bereken de suikerconcentratie in Coca Cola.
timer
3:00000

Slide 29 - Diapositive

Rekenen aan mengsels - concentratie
200 mL = 0,200 L
Invullen van de formule voor concentratie geeft:


                                                                                          g L-1
concentratie=0,20021,2=106

Slide 30 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je weet het verschil tussen een mengsel en een zuivere stof op microniveau
  • Je kent de verschillende soorten mengsels
  • Je kunt het verschil tussen een mengsel en zuivere stof uitleggen met een temperatuurdiagram
  • Je kunt rekenen met dichtheid, massa- en volumepercentage en concentratie

Slide 31 - Diapositive