1.4 Goden en mummies deel 2

1.4 Goden en mummies
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, k, t, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

1.4 Goden en mummies

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan wij vandaag doen?
  • Nakijken t/m blz. 33
  • Uitleg
  • Verder met §1.4 

Slide 2 - Diapositive

Leven na de dood
  • De Egyptenaren geloofden dat zij na de dood zouden voortleven in een dodenrijk. Alleen mensen die goed geleefd hadden, kwamen in het dodenrijk.

  • Rijke Egyptenaren lieten zich mummificeren. Het maken van een mummie was een kostbaar proces en duurde ongeveer zeventig dagen.

  • Arme Egyptenaren werden begraven in de woestijn. 

Slide 3 - Diapositive

Egyptische goden en bestuur (2) 
  • Goden werden vereerd in tempels: een gebouw waar één of meerdere goden worden vereerd.

  • Zonder verering zou de zon niet schijnen en zou de Nijl droogvallen.

  • Vereren van natuurkrachten: natuurgodsdienst.

  • Natuurgodsdiensten in  Azië en Afrika..



Slide 4 - Diapositive

Osiris
  • Oppergod (belangrijkste god) Hij wordt gezien als eerste koning van Egypte.

  • Vermoord door zijn jaloerse broer Seth. 

  • Begraven in een tombe, maar opgestaan uit de dood. 

Slide 5 - Diapositive

Isis
  • Godin van de Vruchtbaarheid

  • Thoth zegt Isis dat zij zal bevallen van een zoon.

  • Heeft haar zoon Horus als maagd gebaard: zwanger van geest Osiris.

  • Jezus en Maria en de onbevlekte ontvangenis. 

Slide 6 - Diapositive

Horus
  • God van de koningen en god van de jacht en later ook god van de zon

  • Zoon van Osiris en Isis. Geboren op 25 december.  

  • Afgebeeld als havik.
     

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Anubis
  • God van het Dodenrijk
    (Kop van een) jakhals

  • Jakhalzen werden vaak gezien in de buurt van graven

  • Het wegen van het hart, als het hart zo licht is als een veertje, mag de persoon door naar het dodenrijk. 

Slide 9 - Diapositive

Leven na de dood
  • Grafkamers dus geloof in een hiernamaals.

  • Grafgiften. 

  • Dodenboeken:
    42 bekentenissen.
    - Ik heb geen man of vrouw gedood. 
    - Ik heb niet gestolen.
    - Ik heb geen andere vrouwen verleid.
    -  Ik lieg niet.
    -  Ik heb de goden niet vervloekt. 




Slide 10 - Diapositive

Vallei der Koningen 
  • Koningen en hoge ambtenaren werden begraven in piramides.

  • Piramides werden gebouwd door arbeiders, die werden hiervoor beloond. 

  • Piramides werden leeggeroofd.

  • De vallei der Koningen.

Slide 11 - Diapositive

Graven voor koningen
  • De Egyptenaren maakten enorme graven voor hun koningen.  Een piramide is een stenen bouwwerk dat als grafmonument dient voor de farao.

  • Door een piramide tonen farao's hun rijkdom en macht.

Slide 12 - Diapositive

Mummificeren
  • Het lichaam moet goed blijven.
    Men moet heelhuids het dodenrijk betreken. 


  • Alles dat ervoor zorgt dat het lichaam kan gaan rotten moet eruit (organen en vocht).

Slide 13 - Diapositive

  • Eerst worden de organen verwijderd. Deze worden in speciale vazen gedaan: canopen.
  • Vervolgens wordt er een berg zout over het lichaam gelegd om al het vocht uit het lichaam te krijgen.

Slide 14 - Diapositive

  • Daarna wordt het lichaam in doeken gewikkeld, zodat er een mummie ontstaat
  • Het hart is teruggeplaatst, onder een amulet van een scarabee, maar alle andere organen worden bewaard in canopen.

Slide 15 - Diapositive

  • Het lichaam wordt na ongeveer 70-90 dagen schoongemaakt en gebalsemd met geurige olie.
  • Alle lichaamsholten worden gevuld met doeken, stro, klei en kruiden.

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo


A
Egypte ligt bij A
B
Egypte ligt bij B
C
Egypte ligt bij C
D
Egypte ligt bij D

Slide 18 - Quiz

Uit welke twee delen bestond Egypte?
A
Grote en kleine Egypte.
B
Boven Egypte en Beneden Egypte.
C
Hoger en lager Egypte
D
Binnen en buiten Egypte.

Slide 19 - Quiz

In Egypte is het .....................
A
Koud en nat
B
Warm en droog
C
Koud en droog
D
Warm en Nat

Slide 20 - Quiz

Het regent weinig in Egypte, dus ze bedachten irrigatielandbouw.

Wat is irrigatielandbouw?
A
Landbouw waarbij het water door middel van kanaaltjes de akkers voorziet van water
B
Akkerbouw en veeteelt
C
Een beroep waarbij iemand producten maakt met zij n handen en gereedschap
D
Landbouw waarbij het water door middel van kanaaltjes de veeteelt voorziet van water

Slide 21 - Quiz

Wat is een bekende rivier in Egypte?
A
De Tigris
B
De Eufraat
C
De Nijl
D
De Rijn

Slide 22 - Quiz

Egypte was een samenleving met sociale lagen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Wie stonden hoog in de sociale ladder in het oude Egypte
A
Boeren en slaven
B
Ambachtslieden en schrijvers
C
Soldaten en ambachtslieden
D
Schrijvers en ambtenaren

Slide 24 - Quiz

Farao's werden begraven in
A
tempels
B
piramides
C
werden gecremeerd en de as werd in de Nijl gegooid
D
paleizen

Slide 25 - Quiz

Egyptenaren kwamen in contact met de goden via
A
de farao
B
priesters
C
piramides
D
mummificeren

Slide 26 - Quiz

Waarom maakten de Egyptenaren mummies?
A
Omdat de ziel terug moest kunnen keren naar het lichaam.
B
Omdat het in de mode was in Egypte.
C
Omdat de meeste mensen geen kist konden betalen.
D
Omdat dit een makkelijke manier was van begraven.

Slide 27 - Quiz

In Egypte ontstonden voedseloverschotten door?
A
De bevolkingsgroei.
B
Vruchtbare slib en goede landbouwmethoden.
C
Irrigatielandbouw en goed beheer ervan.
D
Vruchtbare slib en irrigatielandbouw.

Slide 28 - Quiz

Wat is een natuurgodsdienst?
A
Er zijn heel veel verschillende goden
B
Er is maar één god
C
Alles in de natuur heeft een eigen god
D
Ze bidden tot de natuur

Slide 29 - Quiz

Waarom hadden ze in Egypte een natuurgodsdienst?
A
ze leefde in Egypte in de natuur
B
Omdat ze meerdere goden hadden
C
Omdat hun goden stonden voor kenmerken in de natuur
D
Omdat ze niet geloofde in goden maar in het water en dat dat leefde

Slide 30 - Quiz

wat is Polytheïsme?
A
een geloof met maar één god
B
een geloof zonder god
C
een geloof met meerdere goden
D
meerdere geloven samen

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Diapositive