02a - hv12 - Chapitre 3 - B (lire)

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

bonjour - comment ça va?

avez-vous:

-> vos livres?

-> vos cahiers?

-> vos trousses / stylos?

aujourd'hui nous sommes le ??? ?????? ??? ????

devoirs

faire

exercices 9, 10 (abc),11, 12abc pages 106-109

apprendre

vocabulaire A+B page 130

tu as fait tes devoirs?

• wat was het huiswerk voor vandaag?
• 👍🏼 juist apprendre vocabulaire A&B
• on va faire une dictée (2 delen)
• schrijf jouw naam op het blaadje
• schrijf de nummers 1 t/m 21
• ter info -> 65% moet goed zijn -> 15 goed (6 fout) = 5,5
• je krijgt 5 minuten

vous êtes prêts?

Jullie moeten zo de vocabulaire vertalen naar het Frans of naar het Nederlands.

Bijvoorbeeld:

J'ai [1 twaalf] ans. [2 J'habite] à Driebergen.

• douze
• ik woon

1.

2.

dictée

Tu es en quelle [1 classe]? Je suis en [2 eerste klas]. Tu as quelles [3 matières] le [4 woensdag]? J'ai [5 histoire],

[6 wiskunde], [7 gym], [8 aardrijkskunde] et [9 anglais]. Mon prof de dessin est [10 génial] et super [11 aardig], ma prof de français est [12 sévère] mais elle n'est pas [13 nulle]. Le [14 's ochtends] [15 je vais] au [16 onderbouw], [17 l'après-midi] je [18 naar huis gaan] avec mon [19 sac à dos]. Je [20 begin] à [21 neuf heures].

geef aan

hoe de werkwoorden, heten: être of avoir?

Tu es en quelle [1 classe]? Je suis en [2 eerste klas]. Tu as quelles [3 matières] le [4 woensdag]? J'ai [5 histoire],

[6 wiskunde], [7 gym], [8 aardrijkskunde] et [9 anglais]. Mon prof de dessin est [10 génial] et super [11 aardig], ma prof de français est [12 sévère] mais elle n'est pas [13 nulle]. Le [14 's ochtends] [15 je vais] au [16 onderbouw], [17 l'après-midi] je [18 naar huis gaan] avec mon [19 sac à dos]. Je [20 begin] à [21 neuf heures].

1 classe = klas

2 eerste klas = cinquième 

3 matières = vakken

4 woensdag = mercredi

5 histoire = geschiedenis

6 wiskunde = les maths

7 gym = la gym

8 aardrijkskunde = la géographie

9 anglais = Engels

10 génial = geweldig (en dus NIET geniaal)

11 aardig = sympa

12 sévère = streng

13 nulle = slecht

14 's ochtends = le matin

15 je vais = ik ga

16 onderbouw = le collège

17 l'après-midi = 's middags

18 naar huis gaan = rentrer

19 sac à dos = rugzak

20 begin = commence

21 neuf heures = negen uur

es, suis, est = verbe être (werkwoord 'zijn')

as, ai = verbe avoir (werkwoord 'hebben')

vocabulaire AB page cent-trente

page cent-six

• je kunt een tijdschriftartikel over scholen in verschillende landen begrijpen (lire)
• je kunt de kloktijden gebruiken (voca)
• je kent woorden die te maken hebben met school (voca)
• je weet hoe je een tekst globaal leest (tuyau + lire)

quels sont les buts?

on parle français dans le monde entier

français = langue officielle dans 29 pays

"le collège dans le monde"=

écoles dans le monde où on parle français

1st onderwerp

dan globaal lezen -> inleiding + tussenkopjes

10b -> lis le texte globalement + complète les fiches

10c -> lees de hele tekst, beantwoord in het NL. Onderstreep jouw 'bewijs' in de tekst (zo kort mogelijk)

12a page cent-huit

but

exercice 12c page 109

controle buts       

• kun je een tijdschriftartikel over scholen in verschillende landen begrijpen ?
• kun je de kloktijden gebruiken?
• ken je woorden die te maken hebben met school?
• weet je hoe je een tekst globaal leest?

devoirs

faire

exercices 9, 10 (abc),11, 12abc pages 106-109

apprendre

vocabulaire A+B page 130