Laatste les voor het schrijfexamen

Donderdag 16 maart 14.00 uur



Doel: je weet wat je kunt verwachten


EXAMEN SCHRIJVEN
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Donderdag 16 maart 14.00 uur



Doel: je weet wat je kunt verwachten


EXAMEN SCHRIJVEN

Slide 1 - Diapositive

Schrijfexamen Nederlands
  • Zakelijke brief of e-mail 
  • Artikel of verslag voor een website
  • Opdracht met een praktisch doel (bijvoorbeeld een advertentie of formulier van de gemeente)
  • 3 schrijftaken in 1 uur.

Slide 2 - Diapositive

Het schrijfexamen telt niet mee
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Hoeveel tijd krijg je om het examen te maken?
A
90 minuten
B
60 minuten
C
Meestal 120 minuten
D
Meestal 60 minuten

Slide 4 - Quiz

Tijdens het examen schrijf je bijvoorbeeld een zakelijke e-mail, artikel en
A
arbeidsovereenkomst
B
opdracht formulier invullen
C
boekverslag
D
Geen van genoemde antwoorden is juist.

Slide 5 - Quiz

Tip
Houd de tijd in de gaten. Je hebt 3x20 minuten.
Zorg dat je voldoende tijd hebt voor de controlerende fase.

Slide 6 - Diapositive

Je schrijfexamen telt voor 50% mee op je diploma.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Hoe schrijf je de plaats en datum op een zakelijke brief?

Slide 8 - Question ouverte

Beste meneer/mevrouw,
A
Juiste aanhef voor een zakelijke mail
B
Onjuiste aanhef voor een zakelijke mail

Slide 9 - Quiz

Met Vriendelijke Groet,
A
Juiste afsluiting van een zakelijke mail
B
Onjuiste afsluiting van een zakelijk mail

Slide 10 - Quiz

Welke onderwerpregel is goed:
A
Betreft: Klacht
B
Betreft: klacht
C
Betreft: klacht over de onvriendelijke verkoper op 10 oktober
D
Betreft: klacht klantvriendelijkheid

Slide 11 - Quiz

Samenhang houdt in dat je een logisch verhaal schrijft met een inleiding, kern en slot.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

In een persoonlijke brief op het examen mag ik best schrijffouten maken. Het is tenslotte een persoonlijke brief....
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Waarom moet je alinea's maken?
A
Wat zijn alinea's?
B
Dan lijkt het meer tekst.
C
Voor de leesbaarheid.
D
Om te informeren.

Slide 14 - Quiz

Beste MediaMarkt, Ik ben heel erg Boos ik heb een telefoon die het niet doet

Slide 15 - Question ouverte

Je mag afkortingen gebruiken in een zakelijke brief, zoals bijv. m.v.g. n.v.t. etc.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Tip
Controleer jouw schrijfproduct na afloop op HOOFDLETTERS en punten. 

Slide 17 - Diapositive

Welke zin is goed?
A
Hij kreeg een cadeau, dat hij erg leuk vond.
B
Hij kreeg een cadeau, wat hij erg leuk vond.

Slide 18 - Quiz

Het examen, .............we volgende week maken.
A
die
B
deze
C
dat
D
wat

Slide 19 - Quiz