1mh1 18/03

1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Planning 
  • Herhalen: Wat hebben we gister allemaal gehoord/gedaan?
  • Even wat vraagjes over de present continuous 
  • Tijd om zelfstandig te werken. 

Slide 2 - Diapositive

Toets Unit 3 + 4 
Op donderdag 1 april (geen grap) krijgen jullie een toets over hoofstuk 3 + 4 

Je moet hiervoor leren: Grammatica hoofdstuk 3 + 4 (zie padlet voor welke onderdelen precies) en de woordjes en zinnen van hoofdstuk 4 

Slide 3 - Diapositive

In short
De present continuous gebruik je om aan te geven dat iets:
- aan de gang is, of
- nu bezig is.

De vorm: een vorm van to be (am/are/is) + werkwoord + -ing

Voorbeelden van signaalwoorden: at the moment, (right) now

Slide 4 - Diapositive

Vul in:
1. Tory ___________ (wash) her hair right now.

Slide 5 - Question ouverte

Vul in:
2. Why ______ you _______ (use) your phone in class?

Slide 6 - Question ouverte

To be
I
You
She/He/It
We
You
They
are
are
are
is
am
are

Slide 7 - Question de remorquage

Question Tags
You understand this, don't you?

Slide 8 - Diapositive

QUESTION TAGS 

Staat er in de hoofdzin een hulpwerkwoord (vormen van "be, can, must, will, have" enz) 
dan maak je met datzelfde hulpwerkwoord een tag.

He can't help me, can he?

           
Staat er geen hulpwerkwoord in de zin dan maak je een tag met een vorm van "do". Let dan wel op de tijd (tt/vt)

They watch TV, don't they?  (don't/doesn't/didn't)

Slide 9 - Diapositive

Let op:

Hoofdzin ontkennend --> tag bevestigend

BV. He isn't a good guy, is he?
                   -                                 +
Let op:

Hoofdzin bevestigend --> tag ontkennend


BV. He is a good guy, isn't he?

                   +                          -




Slide 10 - Diapositive


Question Tags
Why do the British use a Question Tag?
A
Daarmee stel je een vraag.
B
Om de vraag nogmaals kort te herhalen.
C
Om om bevestiging te vragen.

Slide 11 - Quiz

Question tags
She sings beautifully,____?

A
isn't it?
B
doesn't she?
C
didn't she
D
don' t she

Slide 12 - Quiz

Question Tags
Which sentence is correct?
A
Tom is very strong, is he?
B
Tom is very strong, isn't he?
C
Tom isn't very strong, isn't he?

Slide 13 - Quiz

Fill in the question tag:
Her dad is very nice ______?

Slide 14 - Question ouverte

Hoe goed snap jij, voor jouw gevoel, dit grammatica onderdeel?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Sondage

Get to work! 
Ga aan de slag met de padlet oefeningen of ga oefenen met de woordjes via Quizlet :) 

Slide 16 - Diapositive