woorden en betekenissen, standaardtekststructuur, beeldtaal

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

woorden en betekenissen, standaardtekststructuur, beeldtaal

Toetsstof:

Fictie: H. 23 en 24

Schrijfvaardigheid: H. 25 en 26

Taalverzorging: H. 27, 28 en 29

Leesvaardigheid: H. 32, 33 en 34

Neem je woordenboek mee!

Heb je nog vragen over de toetsstof?

Herhaling:

- H. 32 Woorden en hun betekenissen

- H. 33 Standaardtekststructuur

- H. 34 Beeldtaal

H. 32 Woorden en hun betekenissen

Je leert op welke manieren je erachter kunt komen wat de betekenis is van woorden die je nog niet kent.

Drie fanaten vertellen waarom basketbal de mooiste sport is die er bestaat. Fanaten:

1. Woord wordt uitgelegd.
2. Er staat een synoniem.
3. Er staat een tegenstelling.
4. Het woord lijkt op een woord dat je kent.

De negatieve recensies verbaasden de makers van het spel, die juist goede reacties hadden verwacht. Negatieve:

1. Woord wordt uitgelegd.
2. Er staat een synoniem.
3. Er staat een tegenstelling.
4. Het woord lijkt op een woord dat je kent.

De precieze oorzaak van kleptomanie, een ziekelijke drang om te stelen, is niet bekend. Kleptomanie:

1. Woord wordt uitgelegd.
2. Er staat een synoniem.
3. Er staat een tegenstelling.
4. Het woord lijkt op een woord dat je kent.

Dat gaat nimmer nooit niet gebeuren.

1. Woord wordt uitgelegd.
2. Er staat een synoniem.
3. Er staat een tegenstelling.
4. Het woord lijkt op een woord dat je kent.

H. 33 Standaardtekststructuur

Het herkennen van de tekststructuur helpt je de tekst beter te begrijpen.

Inleiding

- onderwerp aankondigen

- lezer verder laten lezen

Kern

- verdere uitleg. Alinea's met kernzinnen.

Slot

- samenvatting of conclusie

Maak opdracht 1 (blz. 134)

H. 34 Beeldtaal (blz. 138)

Je leert wat illustratief en functioneel beeld is en hoe je het leest. 

beeld

beeldtaal

illustratief beeld

functioneel beeld

afbeelding/plaatje

beeld wordt ingezet als communicatiemiddel. 

ondersteunend bij tekst

het beeld zelf brengt de boodschap over. 

Beeldtaal: als beeld wordt ingezet als communicatiemiddel.

Beeld: afbeeldingen/plaatjes

Communicatiemiddel: gebruik je om een boodschap over te brengen. 

- illustratief beeld: ondersteunend bij de tekst. Het beeld zelf heeft geen duidelijke boodschap. Voor sfeer of om de tekst aantrekkelijker te maken.

- functioneel beeld: het beeld zelf brengt een boodschap over. 

Oefen met de werkwoordspelling in Numo. 

Overleg alleen fluisterend met diegene naast je.