extra bijvoeglijk naamwoord

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive



Het huiswerk is makkelijk.

Het spel is moeilijk.

Het moeilijke spel 

Slide 2 - Diapositive


Het eten is gezond. 
het gezonde eten

Slide 3 - Diapositive

De koelkast is vol.

Slide 4 - Diapositive

De koelkast is leeg.

Slide 5 - Diapositive

Het park is rustig.

Slide 6 - Diapositive

De stad is druk.

Slide 7 - Diapositive

De tafel is laag.

Slide 8 - Diapositive

De bar is hoog.

Slide 9 - Diapositive


Het spel is moeilijk.
Het moeilijke spel 

Slide 10 - Diapositive

Bij woorden met 1 klinker met daarna 1 medeklinker aan het einde, krijg je:
Dus bij een korte klank!
De stoel is wit.          -          De witte stoel.
Het kleed is dik.      -          Het dikke kleed.
De patat is vet.         -          De vette patat.
De emmer is vol.     -          De volle emmer.

Slide 11 - Diapositive

Bij woorden met 2 dezelfde klinkers en 1 medeklinker aan het einde, krijg je:
Dus bij een lange klank!
De kast is groot.         -          De grote kast.
De tafel is laag.           -          De lage tafel.
De doos is leeg.          -          De lege doos.
De citroen is zuur      -           De zure citroen.

Slide 12 - Diapositive

Bij woorden met 2 klinkers of een ij, met daarna een s of een f, krijg je:

Het kleed is grijs.          -          Het grijze kleed.
Het kind is lief.               -          Het lieve kind.
De man is boos.            -          De boze man.
Het paard is braaf.       -          Het brave paard.

Slide 13 - Diapositive

Wat is de regel? Spelling:
Lange klanken hebben pech, ik haal gewoon een letter weg!
De man is kaal. -> De kale man. 
De bal is rood. -> De rode bal

De klank is kort, ik leg een extra medeklinker op mijn bord.
Het boek is dik. -> Het dikke boek.
De jongen is stom. -> De stomme jongen. 

Slide 14 - Diapositive