Les 6 - 2HN - Woensdag 13 sep.

Les 6 - 2HN
Formuleren
Cursus 6


DOME
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Les 6 - 2HN
Formuleren
Cursus 6


DOME

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Planning
1. D:
2.Nieuws
2. Herhaling vorige les
3. Nieuwe lesstof
4. Zelfstandig werken
5. Afsluiting

Slide 3 - Diapositive

Het gaat niet zoals het hoort (bij sommigen)
-Lesstof is niet goed genoeg uitgelegd, teveel lawaai
-Mensen moesten er even uit
-Niet iedereen had werk mee
Vanaf nu
1. Iedereen maakt het huiswerk in SOM > 1e keer strafregels overschrijven, 2e keer strafopdrachten maken, 3e keer roze brief
2. Vaste klassenopstelling
3. Aan het einde een volledig ingevuld schrift

Slide 4 - Diapositive

NIEUWS VAN DE DAG


https://jeugdjournaal.nl

Slide 5 - Diapositive

Ik ben het ... met de stelling van de dag.
A
Eens
B
Oneens

Slide 6 - Quiz

§2 - Verwijswoorden (1)
-Zorgt voor woordvariatie (§4)
Klas 2HN zit in de les. Klas 2HN schrijft alles op. Klas 2HN ...
Klas 2HN zit in de les, zij schrijven alles op. 

Welke gebruik ik op welk moment?
-Zelfstandig naamwoord (die, dit, dat, deze) §3
>Bezittelijk voornaamwoord, persoonlijk voornaamwoord

Slide 7 - Diapositive

§2 - Verwijswoorden (1)
Zelfstandig naamwoord
Verwijswoord
(PV)
Verwijswoord
(BN)
Bijvoorbeeld
Enkelvoud
Mannelijk
Hij, hem
Zijn
Hij gaat elke ochtend weg met de fiets, heb je hem weleens gezien? Zijn fiets is geel.
Enkelvoud
Vrouwelijk
Zij, ze
Haar
Zij is een erg bijzonder meisje- ze heeft niemand nodig. Haar gedachten houden d'r bezig.
Enkelvoud
onzijdig
Het
Zijn
Het bestuur wil zijn besluit direct bekendmaken, nadat het heeft overlegd met andere betrokkenen.
Meervoud
(Bij personen)
Zij, ze, hen
Hun
Zij zijn altijd bezig met sporten, ze doen echt niets liever, heb je hen gezien? Hun sporttassen staan al klaar.
Meervoud
(Dieren en dingen)
Ze
Hun
Eekhoorntjes wonen in een boom, ze klimmen op takken. Hun nootjes verstoppen ze.

Slide 8 - Diapositive

PV & BN
Persoonlijk voornaamwoord - Iets of iemand (ow of verwijzing)
Ik, Hij, zij, wij, jullie

Bezittelijk voornaamwoord - Gaat over bezit(zelfstandig naamwoord)
Mijn, zijn, hun, onze

Slide 9 - Diapositive

§2 - Verwijswoorden (2)

Slide 10 - Diapositive

Herhaling jaar 1 - Verwijswoorden
Z.N.
Verwijswoord
Voorbeeld
Enkelvoud, m/v (De)
Deze, die
De kast > Deze kast (dichtbij), die kast (ver)
Onzijdig (Het)
Dit, dat
Het boek > Dit boek (dichtbij) , dat boek (ver)
Meervoud
Deze, die
De stiften >Deze stiften (dichtbij), die stift (ver)
Personen
Met wie 
De klasgenoot
>Dat is de klasgenoot met wie ik mijn 
werkstuk maak.
Dier of ding
Waar of waarmee
De olifant >Dat is de olifant waarmee ik op de foto ben geweest tijdens de safari.
Het schrift >Dat is het schrift waar mijn aantekeningen in staan.
§3  - Verwijs-woorden (2)
timer
10:00

Slide 11 - Diapositive

§3 - Verwijswoorden (2)

Slide 12 - Diapositive

Maken
Cursus 6
§1 t/m §3
Uiterlijk vrijdag af.
Minimaal 5 minuten in stilte ...
Je mag muziek luisteren als dat je helpt

Klaar? Maak de extra oefeningen

timer
5:00

Slide 13 - Diapositive

Einde van de les

Huiswerk: §1 t/m §3

Vrijdag: Cursus 6- Formuleren

Slide 14 - Diapositive