GEdrag

Thema Gedrag
5 doelstelling
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Thema Gedrag
5 doelstelling

Slide 1 - Diapositive

Doelstelling 1
Je kan omschrijven wat gedrag is en hoe gedrag wordt bestudeerd.

Slide 2 - Diapositive

Wat is gedrag?

Slide 3 - Question ouverte

Ethologie
ethologie = gedragsbiologie (onderzoek naar gedrag)

ethologen zijn gedragsbiologen

Hele bekende ethologen:
- Nico Tinbergen
- Konrad Lorenz
- Frans de Waal

Slide 4 - Diapositive

Studie van gedrag = ethologie
Ethologie = studie van gedrag
Alles objectief bekijken = alleen feiten!
We proberen gedrag te:
  • Kwalificeren: Wat?
  • Kwantificeren: Hoe vaak?


Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Gedragsketen

Slide 7 - Diapositive

Doelstelling 2
Je kunt beschrijven waardoor gedrag wordt veroorzaakt en hierbij sleutelprikkels en supranormale prikkels onderscheiden. 

Slide 8 - Diapositive

Uitwendige prikkels
Inwendige prikkels
licht
kou
dorst
geur
geluid
honger
spierpijn
hormonen

Slide 9 - Question de remorquage

Prikkels
Sleutelprikkel: Een prikkel waarop altijd hetzelfde gedrag volgt.

Supranormaleprikkel: Een overdreven sleutelprikkel,  is effectiever in het veroorzaken van het gedrag dan een sleutelprikkel. 


Slide 10 - Diapositive

sleutelprikkel
een sleutelprikkel is een prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij gedrag

Slide 11 - Diapositive

sleutelprikkel

Slide 12 - Diapositive

Een sleutelprikkel:
A
Leidt altijd naar hetzelfde gedrag.
B
Leidt naar meerdere mogelijkheden qua gedrag.
C
Leidt naar aangeleerd gedrag.
D
Leidt naar aangeboren gedrag.

Slide 13 - Quiz

supranormale prikkel

Slide 14 - Diapositive

Supranormale prikkel

Slide 15 - Diapositive

Doelstelling 3
Je kunt de factoren noemen waardoor gedrag wordt bepaald en je kunt verschillende vormen van leren beschrijven.

Slide 16 - Diapositive

Vorming van gedrag
Gedrag bestaat uit
  • Erfelijk gedrag(aangeboren)
  • Aangeleerd gedrag
  • Nieuw gedrag 
Gedrag = mix van aangeboren, 
aangeleerd en eventueel
 nieuw gedrag



Slide 17 - Diapositive

Aangeboren/aangeleerd
  • Aangeboren eigenschappen (nature) : eigenschappen die erfelijk zijn
  • Aangeleerde eigenschappen (nurture): normen, waarden en gewoonten die je overneemt van je ouders, vrienden je omgeving
Aangeboren/aangeleerd
  • Aangeboren eigenschappen (nature) : eigenschappen die erfelijk zijn
  • Aangeleerde eigenschappen (nurture): normen, waarden en gewoonten die je overneemt van je ouders, vrienden je omgeving

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Aangeboren
Aangeleerd
Manieren
Zwemmen
Lachen
Huilen
Liegen
Lezen
Duimzuigen

Slide 20 - Question de remorquage

Aangeboren gedrag
Aangeleerd gedrag

Slide 21 - Question de remorquage

Hieronder staan voorbeelden van gedrag. 
Is er sprake van aangeboren  of  aangeleerd gedrag? 
aangeboren gedrag
 aangeleerd gedrag
Een baby zuigt melk bij de moeder.
Een hond zwemt.
Een kat gebruikt een kattenluikje om naar binnen en naar buiten te gaan.
Een kat rent achter een muis aan.
Een meisje speelt gitaar.
Een papegaai zegt "hallo".

Slide 22 - Question de remorquage

gewenning

Slide 23 - Diapositive

Gewenning en Motivatie

Slide 24 - Diapositive

Gewenning

Slide 25 - Diapositive

Inprenting


Slide 26 - Diapositive

Manieren van leren
  • Trail and error

Leren door toevallige ontdekkingen

proefondervindelijk leren


Werkt iets niet dan probeer je weer wat anders

-bijv. vogel eet geen rode rupsen meer want die zijn vies

Slide 27 - Diapositive

Conditionering
  • Operante conditionering --> dresseren: leren door straffen en belonen
  • Klassieke conditionering --> geconditioneerde reflex 

              

                                         Pavlov

Slide 28 - Diapositive

Hierna een fimpje van klassieke conditionering
hierna ook een fimpje van operant conditioneren

Slide 29 - Diapositive

Doelstelling 4
Je kunt verschillende typen sociaal gedrag onderscheiden

Slide 30 - Diapositive

Signalen
Kleuren, geuren, geluiden, houdingen of gebaren zijn voorbeelden van signalen.
Door deze signalen is communicatie mogelijk.

Slide 31 - Diapositive

Signalen
Signalen kunnen worden afgegeven via:
  1. Geuren
  2. Kleuren
  3. Geluiden
  4. Houdingen
  5. Gebaren

Slide 32 - Diapositive

Wat is sociaal gedrag?
A
een leeuw die een gnoe opeet
B
een kat die sist naar een hond
C
een leeuw die vecht met een andere leeuw
D
een man die zijn hond leert pootjes geven

Slide 33 - Quiz

Sociaal gedrag
  • Territoriumgedrag
  • Dreiggedrag
  • Aanvalsgedrag
  • Vluchtgedrag
  • Baltsgedrag
  • Broedzorg
  • Imponeergedrag
  • Verzoeningsgedrag

Slide 34 - Diapositive

Wat is geen voorbeeld van sociaal gedrag?
A
vlooien bij apen
B
mens laat hond uit
C
katten vechten met elkaar
D
twee eenden baltsen

Slide 35 - Quiz

Wat is hier het signaal?

Slide 36 - Question ouverte

signalen

Slide 37 - Diapositive

Wie is de baas in een groep?
  • Als er in een groep dominante en onderdanige dieren zijn en elk dier zijn plaats kent, dan heet dat rangorde.

  • Kippen hebben ook een duidelijke rangorde, de zogenaamde pikorde.
Beluister mij!

Slide 38 - Diapositive

1
2
3
4
5

Slide 39 - Question de remorquage

Doelstelling 5
Je kunt de overeenkomsten en de verschillen tussen gedrag van mensen en gedrag van dieren. 

Slide 40 - Diapositive

overeenkomsten

- gedrag bepaald door erfelijke factoren en leerprocessen
- gevoelig voor sleutelprikkels en supranormale prikkels
- territoriumgedrag, imponeergedrag, dreiggedrag

Verschillen

- gedrag mens sterker bepaald door leerprocessen
- mens kan gedrag beoordelen adhv normen / waarden


Slide 41 - Diapositive

Aangeleerd gedrag wat je als mens vertoont ligt ergens 'opgeslagen'. Waar?
A
In je DNA
B
In je kleine hersenen
C
In je hersenstam
D
In je grote hersenen

Slide 42 - Quiz

Welk gedrag van de mens is aangeboren?
A
Mensen durven niet naakt over straat te lopen, ook al is het heel erg warm.
B
Een baby huilt, want hij heeft een vieze luier.
C
Een meisje huilt, omdat ze niet met de jongens mee mag voetballen
D
Een jongen krijgt tranen in zijn ogen als hij hoort dat hij een onvoldoende heeft.

Slide 43 - Quiz