6.4 Hoe komt de overheid rond?

6.4 Hoe komt de overheid rond? (deel 2)
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

6.4 Hoe komt de overheid rond? (deel 2)

Slide 1 - Diapositive

Prinsjesdag
Derde dinsdag van september

Slide 2 - Diapositive

Wat gebeurt er op de deze dag?

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Vidéo

Deze les leer je:
  • Wat de rijksbegroting en de miljoenennota zijn
  • Hoe je rekent met grote getallen
6.4 Hoe komt de overheid rond? (deel 1)

Slide 5 - Diapositive

5

Slide 6 - Vidéo

01:24
Waarom is het belangrijk dat partijen die een coalitie willen vormen samen minimaal 76 zetels hebben?

Slide 7 - Question ouverte

01:59
Heeft iedereen die zonder werk komt te zitten recht op een uitkering? Waarom wel/niet?

Slide 8 - Question ouverte

02:40
Waar komen de cijfers vandaan voor de rijksbegroting?
A
De ambtenaren
B
De minister van financiën
C
Alle ministeries
D
Het rijk

Slide 9 - Quiz

03:00
Wat is de miljoenennota?
A
Hetzelfde als de rijksbegroting
B
Dat leest de koning voor op prinsjesdag
C
De uitleg van de rijksbegroting
D
De cijfers van de rijksbegroting in grafieken

Slide 10 - Quiz

03:19
Waarom is prinsjesdag in september en gaat het dan over het volgende jaar?

Slide 11 - Question ouverte

Begroting:
  • Een overzicht van te verwachten inkomsten en uitgaven in een bepaalde tijd
6.4 Hoe komt de overheid rond? (deel 1)
  • Rijksbegroting
  • Een overzicht van te verwachten inkomsten en uitgaven van Het Rijk in een bepaald jaar

Slide 12 - Diapositive

Miljoenennota:
  • Toelichting op de rijksbegroting
  • Uitleg over de gemaakte keuzes
6.4 Hoe komt de overheid rond? (deel 1)

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Tijdlijn...

  1. Ministeries leveren begroting in
  2. Minister van financiën stelt rijksbegroting samen
  3. Presenteren rijksbegroting en miljoenennota (3e dinsdag in September)
  4. Debatten 1e en 2e kamer
  5. Goedkeuring 1e en 2e kamer
  6. Plannen worden toegepast
6.4 Hoe komt de overheid rond? (deel 1)

Slide 15 - Diapositive

Rekenen met grote getallen:
  • 84,3 miljard = 84.300.000.000
  • 84,3 miljard = 84.300 miljoen
6.4 Hoe komt de overheid rond? (deel 1)
  • Bereken:
  • 84,3 miljard - 624,3 miljoen
  • 1,2 miljard - 364 miljoen
84,3 miljard - 624,3 miljoen
84.300 miljoen - 624,3 miljoen
83.675,7 miljoen
1,2 miljard - 364 miljoen
1.200 miljoen - 364 miljoen
836 miljoen

Slide 16 - Diapositive

Rekenen met grote getallen:
  • delen met grote getallen = wegstrepen van nullen!!
6.4 Hoe komt de overheid rond? (deel 1)
  • Bereken:
  • 84,3 miljard / 624,3 miljoen
  • 1,2 miljard / 364 miljoen
84.300.000.000 
 624.300.000 

843.000  = 
6.243

135,03
1.200.000.000
364.000.000

1.200   = 
364 

3,3

Slide 17 - Diapositive

6.4 Hoe komt de overheid rond? (deel 2)
Deze les leer je:
  • wat een begrotingstekort en - overschot is

Slide 18 - Diapositive

5

Slide 19 - Vidéo

00:15
Kom jij elke maand uit met je geld?
A
Ja, altijd
B
Meestal wel
C
Meestal niet
D
Nooit, ik moet altijd extra geld regelen

Slide 20 - Quiz

01:16
Mag jij van je ouders beslissen wat jij met je geld doet?
A
Ja, het is mijn geld en ik mag zelf keuzes maken
B
Ja, maar ik overleg wel regelmatig
C
Ja en nee, ik mag zelf over een deel beslissen, maar niet over alles
D
Nee, ik moet altijd overleggen met mijn ouders

Slide 21 - Quiz

02:06
Is er thuis overleg over jouw geldzaken?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

02:30
Heb je dit jaar iets geleerd bij economie waardoor je anders denkt over geld of er anders mee om gaat?

Slide 23 - Question ouverte

03:06
Ik krijg mijn zakgeld en/of kleedgeld...
A
contant
B
op de bank
C
beiden

Slide 24 - Quiz

6.4 Hoe komt de overheid rond? (deel 2)
Verwacht de overheid in 2019 dat er aan het einde van het jaar geld over is of is er juist geld te kort?

Slide 25 - Diapositive

6.4 Hoe komt de overheid rond? (deel 2)
Begrotingsoverschot

  • Er worden meer inkomsten, dan uitgaven verwacht (inkomsten > uitgaven)
  • Begrotingstekort
  • Er worden meer uitgaven, dan inkomsten verwacht                                                 (inkomsten < uitgaven)

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Meer inkomsten dan uitgaven?
= een begrotingsoverschot

Slide 28 - Diapositive

Meer uitgaven dan inkomsten?
Dit is een begrotingstekort

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Wat zit er niet in het
Prinsjesdag-koffertje?
A
De Troonrede
B
De rijksbegroting
C
De Miljoenennota

Slide 31 - Quiz

Huiswerk
  • Oefentoets
  • leren 6.4 
  • begrippen hele hoofdstuk leren

Slide 32 - Diapositive