TL: Franse Revolutie #2

In welke stand past het beroep dokter?
A
1e
B
2e
C
3e
1 / 33
suivant
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

In welke stand past het beroep dokter?
A
1e
B
2e
C
3e

Slide 1 - Quiz

In welke stand past het beroep generaal?
A
1e
B
2e
C
3e

Slide 2 - Quiz

In welke stand past het beroep plaatselijke vorst?
A
1e
B
2e
C
3e

Slide 3 - Quiz

Was moest de Derde Stand níet doen?
A
Opdraaien voor de belasting
B
Klusjes voor de heer
C
Verplicht onderwijs over het geloof
D
Oogst binnenhalen

Slide 4 - Quiz

Uit hoeveel procent van de bevolking de Derde Stand?
A
80
B
90
C
95
D
75

Slide 5 - Quiz

0

Slide 6 - Vidéo

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

  • Lodewijk XIV was koning van Frankrijk. Hij was een enorm machtige koning die alles bij het oude wilde houden.
  • Lodewijk bouwde het enorme paleis Versailles.
  • De adel verhuisde hiernaartoe en werd bezighouden met allerlei taakjes zodat Lodewijk al het bestuur zelf kon doen.

Slide 11 - Diapositive

  • Lodewijk zette de adel buitenspel en trok alle macht naar zich toe. Hij noemde zichzelf de 'zonnekoning'; hij was de zon waar het Franse leven om draaide.
  • Regeren terwijl je alle macht hebt noem je absolutisme.
  • Omdat hij een absoluut vorst was kon niemand kritiek op hem hebben
  • Lodewijk voerde enorm veel oorlog, wat zeer duur was, waardoor Frankrijk bijna failliet ging.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

  • De welvaart in Europa ging langzaam omhoog en het werd steeds normaler om kritisch na te denken en vragen te stellen.
    Mensen kwamen uit de ' overlevingsstand' !
  • De tijd waarin men vragen ging stellen of de manier waarop de samenleving in elkaar wel goed was, noemen we de Verlichting.

Slide 20 - Diapositive

Dit betekende:
Afschaffing van de standensamenleving. Adel, boer en geestelijken moesten nu gelijk zijn.
Waar vroeger de koning meer mocht dan de boer; vond men dat er 1 wet moest komen die voor iedereen gold: de grondwet.
Waar de koning en adel alles bepaalden; ging men nu vinden dat het gewone volk de beslissingen mocht maken. Dit noemen we democratie.

Slide 21 - Diapositive

  • Mensen die belangrijke ideeën in de Verlichting bedachten noemen we Verlichtingsdenkers. 
    Zoals:
  • Montesqiueu: hij vond dat niet 1 persoon alle macht mocht hebben. Montesquieu bedacht de Trias Politica > Deze moest voorkomen dat de macht bij één persoon kwam te liggen en dus misbruikt kon worden.
  • Rousseau: Deze vond dat het volk moest bepalen of jij koning werd; niet dat je door je geboorte door God uitverkoren was.

Slide 22 - Diapositive

Wat was de bijnaam van Lodewijk de XIV?
A
In best mantsje
B
Zonnekoning
C
Eerste Burger
D
Godenzoon

Slide 23 - Quiz

Lodewijk onderbouwde zijn heerschappij met de Franse uitspraak 'Droit Divin'. Wat zou dat betekenen?
A
Goddelijk Recht
B
Zelf Gekozen
C
Eerste onder Adel
D
Koning van het Volk

Slide 24 - Quiz

Wat betekent absolutisme?
A
Dat een heerser alleen de macht met adel deelt
B
Dat de monarchie wordt afgeschaft
C
Dat een heerser alle (absolute) macht heeft
D
Dat de heerser bijna alle (absolute) macht heeft

Slide 25 - Quiz

Lodewijk pakte de adel macht van de adel af via....
A
Afleiding met vrouwen
B
Taakjes in het paleis
C
Door ze ontheffing van belasting te geven
D
Dat deed hij niet

Slide 26 - Quiz

Het paleis van Lodewijk XIV heette?
A
Sans-Cardot
B
Versalles
C
Versailles
D
Versuvialles

Slide 27 - Quiz

Wat is géén onderdeel vd Trias Politica?
A
Wetgevende Macht
B
Uitvoerende Macht
C
Controlerende Macht
D
Rechtsprekende Macht

Slide 28 - Quiz

Welk onderdeel vd Trias Politica kan mensen oppakken en (tijdelijk) vasthouden?
A
Wetgevende
B
Uitvoerende
C
Rechtsprekende

Slide 29 - Quiz

Welk onderdeel vd Trias Politica bepaalt schuld en legt straffen op?
A
Wetgevende
B
Uitvoerende
C
Rechtsprekende

Slide 30 - Quiz

Welk onderdeel vd Trias Politica maakt de regels?
A
Wetgevende
B
Uitvoerende
C
Rechtsprekende

Slide 31 - Quiz

Wie bedacht dat de macht niet bij één persoon mag liggen?
A
John Locke
B
Rousseau
C
Montesquieu
D
Barbapappa

Slide 32 - Quiz

Hoe noemen we de periode waarin men kritischer gaat worden naar tradities en politiek?
A
Reformatie
B
Hervorming
C
Verlichting
D
Vernieuwing

Slide 33 - Quiz