JRB les 2 week 41

De concurrentiepositie
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

De concurrentiepositie

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je nog van de vorige lessen


een paar vragen

Slide 2 - Diapositive

Wat betekent innovatie?
A
Dat je producten bij het oude laat
B
Dat je producten gaat vernieuwen
C
Dat je dingen hetzelfde doet

Slide 3 - Quiz

In bedrijf x worden per maand 100.000 stoelen gemaakt. Dit wordt gedaan door 12 werknemers. Wat is de arbeidsproductiviteit per week?
A
(10.000x12)/52=.../12
B
(100.000x12)/52=.../12
C
100.000/52=.../12
D
(10.000/12)*52=.../12

Slide 4 - Quiz

1.
hogere arbeidsproductiviteit
hogere welvaart
De arbeidsproductiviteit is laag. Thomas, een
collega van Edwin, zegt dat een hogere
arbeidsproductiviteit leidt tot een hogere welvaart.
Hieronder staan de tussenstappen in de redenering
2.
3.
4.
5.
lagere verkoopprijs
lagere arbeidskosten per product
stijging van de koopkracht

Slide 5 - Question de remorquage

concurrentie
A
zijn bedrijven die hetzelfde product hebben
B
hebben dezelfde kleuren in hun logo
C
zijn bedrijven die dezelfde prijs hebben
D
hebben dezelfde openingstijden

Slide 6 - Quiz

Lesdoelen
Aan het eind van de les weet je:
  • Hoe bedrijven personeel gebruikt om een hogere winst te behalen
  • Hoe personeel invloed kan hebben op de concurrentiepositie van een bedrijf

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Concurrentiepositie
...is hoe jouw producten of diensten zijn in vergelijking met andere merken.

Service
Kwaliteit
Innovatie
Prijs

Hoe beter jouw concurrentiepositie is hoe hoger je afzet  zal zijn

Slide 9 - Diapositive

Concurrentiepositie
  • Als je veel personeel hebt dan heb je veel loonkosten.
  • Om ook nog winst te hebben moet je de verkoopprijs verhogen. 

Dit is slecht voor je concurrentiepositie

Slide 10 - Diapositive

Werkgelegenheid
Bedrijven willen winst en dat heeft invloed op de werkgelegenheid (de vraag naar arbeid)


Werkgelegenheid is alle banen en alle openstaande banen

Slide 11 - Diapositive

Structurele werkloosheid
Gevolg van problemen aan de aanbodkant van de economie:
  • aanbod van verouderde producten: productie stopt.
  • aanbod van nieuwe productiemethoden: door automatisering minder mensen nodig
  • aanbod en productie gaat naar lagelonenlanden
  • aanbod van werkzoekenden met de ‘verkeerde’ opleiding: geen kans op werk.
  • Structurele werkloosheid is vaak blijvend.

Slide 12 - Diapositive

Structurele werkloosheid
Wat is eraan te doen?
  • Innovatie van producten: nieuwe producten waar vraag naar is.
  • Innovatie van productiemethoden
--> goedkoper produceren --> meer vraag --> meer productie --> meer personeel nodig.
  • Scholing van personeel voor banen die er wel zijn.

Slide 13 - Diapositive

Wat is er aan te doen aan de structurele werkloosheid?

Slide 14 - Diapositive

Structurele werkloosheid
Blijvend
Robots en machines 
i.p.v. mensen
Fabriek verplaatsen 
naar lagelonenlanden
Stoppen met produceren
Niet de juiste opleiding

Slide 15 - Diapositive

Werktijdverlenging
In sommige gevallen is het goed dat je meer medewerkers in dienst neemt. Je kunt ook dezelfde aantal medewerkers meer laten werken.

Voorbeeld:
Garage Do-it repareert tussen 9.00 en 17.00 auto's. De garage huurt voor 1500 euro een garageruimte en heeft vier medewerkers. De eigenaar merkt dat het drukker wordt en wilt geen nee verkopen. Hij verlengt de bedrijfstijd met 10 uur per week.

Slide 16 - Diapositive

Hoe creëer je meer werkgelegenheid?
  •  ADV --> ArbeidsDuurVerkorting
 Het werk wordt verdeeld over meerdere mensen, zodat dus ook meerdere mensen een baan hebben en dus geen of een gedeeltelijke uitkering.

kosten per product blijft gelijk

Slide 17 - Diapositive

Werklozen hebben meer kans op werk door:
- betaalbare en goede kinderopvang

Slide 18 - Diapositive

concurrentie
A
zijn bedrijven die hetzelfde product hebben
B
hebben dezelfde kleuren in hun logo
C
zijn bedrijven die dezelfde prijs hebben
D
hebben dezelfde openingstijden

Slide 19 - Quiz

Welke werkloosheid is alleen in de blijvend:
A
Seizoenswerkeloosheid
B
Regionale werkloosheid
C
Structurele werkloosheid
D
Frictiewerkloosheid

Slide 20 - Quiz

Wanneer het werk wordt overgenomen door machines is dit...
A
Structurele werkloosheid
B
Conjuncturele werkloosheid
C
Frictie werkloosheid
D
Regionale werkloosheid

Slide 21 - Quiz