Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
2.5 De opkomst van machines
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen?
1. Opening
2. Theorie
3. Beeldmateriaal
4. Aan de slag
Slide 2 - Diapositive
Theorie
In de achttiende eeuw groeide in Europa de bevolking. Daarom was er meer kleding nodig. Veel kleding werd gemaakt van katoen, wat weer van katoenplanten komt.
Slaven plukten de bollen en van het witte pluis kun je draden spinnen op een spinnewiel.
Slide 3 - Diapositive
Theorie
Het spinnen en weven werd vaak thuis gedaan door thuiswerkers. Deze manier van productie heet huisnijverheid.
Hijsnijverheid: Het thuis met de hand (of gereedschappen) maken van producten voor de verkoop.
Slide 4 - Diapositive
Theorie
Na het spinnewiel kwam de schietspoel en uiteindelijk ook de Spinning Jenny. Je kon steeds meer en sneller draden spinnen.
Slide 5 - Diapositive
Uitvinder
?
Kay
Hargreaves
Uitvinding
Spinnewiel-draden spinnen
Schietspoel- sneller weven
Spinning Jenny- sneller spinnen
Slide 6 - Diapositive
Theorie
Mensen gingen van het werken met de hand, steeds meer gebruik maken van andere krachten.
Mensen gingen van handkracht ..
Slide 7 - Diapositive
Theorie
naar stoomkracht! Dat is energie die vrijkomt als water wordt omgezet in stoom.
Slide 8 - Diapositive
Theorie
Opschrijven:
naar waterkracht..
Slide 9 - Diapositive
Uitvinder
Newcomen
James Watt
Uitvinding
Stoommachine
Verbeterde stoommachine
Slide 10 - Diapositive
Theorie
Deze nieuwe machines konden sneller en goedkoper produceren dan thuiswerken. Hierdoor kwamen er meer fabrieken en minder huisnijverheid (?). Dat was een grote verandering: een revolutie.
Met behulp van machines in fabrieken producten maken, noemen we industrie.
Daarom noemen we deze periode ook wel de .. ?
Slide 11 - Diapositive
De Industriele Revolutie is een verandering in de manier van produceren waarbij machines het werk van mensen overnamen.
De Industriele Revolutie!
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Vidéo
Aan de slag
1. Bezig met werkboek. Maak de opdrachten van paragraaf 2.5.