1.6 Bronnen Klimaten in de wereld
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4
Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 40 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we vandaag leren?
Met alle kennis die je nu hebt, kun je het voorkomen van de klimaten op aarde verklaren. Bij de indeling van de klimaten spelen de gemiddelde temperatuur van de koudste en de warmste maand en de gemiddelde neerslag per jaar een rol.
Leerdoel: Welke klimaten en vegetatiezones komen waar voor op aarde en waarom daar?
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Succescriteria
- Je kunt de kenmerken geven van de hoofd- en subklimaten.
- Je kunt aan de hand van de vijfklimaatfactoren verklaren waarom een gebied een bepaald klimaat heeft.
- Je kunt aan de hand van een klimaatgrafiek het klimaat van een gebied benoemen.
- Je kunt het voorkomen van de klimaatzones en vegetatiezones op aarde verklaren aan de hand van de vijf klimaatfactoren.
Slide 10 - Diapositive
Begrippen
Droog klimaat Een klimaat waarbij minder dan ongeveer 300 mm neerslag valt per jaar. Hier horen het woestijnklimaat en het steppeklimaat bij.
Gematigd landklimaat Een klimaat waarbij het in de warmste maand warmer is dan 10oC, waarbij het in de koudste maand kouder is dan -3oC en waarbij er voldoende neerslag valt in alle maanden.
Gematigd zeeklimaat Een klimaat waarbij het in de koudste maand warmer is dan -3oC en kouder is dan 18oC, en waarbij er
voldoende neerslag valt in alle maanden.
Hooggebergteklimaat Een klimaat dat voorkomt in hooggebergten en waarbij het in alle maanden kouder is dan 0oC.
Landklimaat Een klimaat met een warme of hete zomer en een koude winter. Hier horen het gematigd landklimaat en het
landklimaat met een droge winter bij.
Land klimaat met Een klimaat waarbij het in de warmste maand warmer is dan 10oC, waarbij het in de koudste maand kouder een droge winter is dan -3oC. en waarbij de winter een droog seizoen is.
Mediterraan klimaat Een klimaat waarbij het in de koudste maand warmer is dan -3oC. en kouder is dan 18oC, en waarbij de
zomer een droog seizoen is. Heet ook Middellandse Zeeklimaat.
Middellandse zeeklimaat Een klimaat waarbij het in de koudste maand warmer is dan -3oC. en kouder is dan 18oC, waarbij de zomer
een droog seizoen is. Heet ook mediterraan klimaat.
Slide 11 - Diapositive
Begrippen
Poolklimaat Een klimaat waarbij het in de warmste maand altijd kouder is dan 10oC. Hierbij horen het ijs- en sneeuw
klimaat en het toendraklimaat.
Savanneklimaat Een klimaat waarbij het altijd warmer is dan 18oC en waarbij er in een seizoen/periode geen neerslag valt.
Sneeuw en ijsklimaat Een klimaat dat voorkomt in de poolgebieden en waarbij het in alle maanden kouder is dan 0oC.
Steppeklimaat Een klimaat waarbij er ongeveer tussen de 150 en 300mm neerslag per jaar valt. Het steppeklimaat kan
warm of koud zijn.
Toendraklimaat Een klimaat waarbij het in de warmste maand warmer is dan 0oC en kouder dan 10oC.
Tropisch regenklimaat Een klimaat waarbij het altijd warmer is dan 18oC. Hierbij horen het tropisch regenwoudklimaat en het
savanneklimaat.
Tropisch regenwoudklimaat Een klimaat waarbij het altijd warmer is dan 18oC en waarbij er voldoende neerslag valt in alle maanden.
Woestijnklimaat Een klimaat waarbij er minder dan ongeveer 100 tot 150mm neerslag per jaar valt. Het woestijnklimaat
kan warm of koud zijn.
Zeeklimaat Een klimaat waarbij het in de koudste maand warmer is dan -3oC en kouder dan 18oC. Hierbij horen het
gematigd zeeklimaat en het Middellandse Zeeklimaat.
Slide 12 - Diapositive
Aan de slag
Je mag aan de slag met de opdrachten van §1.3 in Learnbeat
