ADJEKTIVE TEIL 1

Uitleg nieuwe lesstof
Bijvoeglijk naamwoord (bn) = ADJEKTIV
- noemt een eigenschap/ kenmerk van een zelfstandig naamwoord.
- Kan voor een zelfstandig naamwoord worden gezet.
Voorbeeld:  de mooie beer
de (lw) beer (zn)         -          de (lw) mooie (bn) beer (zn)
                                                   Der schöne Bär.
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Uitleg nieuwe lesstof
Bijvoeglijk naamwoord (bn) = ADJEKTIV
- noemt een eigenschap/ kenmerk van een zelfstandig naamwoord.
- Kan voor een zelfstandig naamwoord worden gezet.
Voorbeeld:  de mooie beer
de (lw) beer (zn)         -          de (lw) mooie (bn) beer (zn)
                                                   Der schöne Bär.

Slide 1 - Diapositive

Das Adjektiv (bijvoeglijk voornaamwoord)

Slide 2 - Diapositive

Wat is een Adjektiv?
een Adjektiv = een bijvoeglijk naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord...
 zegt iets over een zelfstandig naamwoord; 
betreft vaak een eigenschap of een kenmerk;
staat vaak vóór het zelfstandig naamwoord.


Voorbeeld: Mijn oom heeft een mooie auto. 
Auf Deutsch: Mein Onkel hat ein schönes Auto.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Ziel =doel



1. Je weet wat een Adjektiv is.
2. Je begrijpt het principe van het sleutelschema.
3. Je kunt met behulp van het schema van de der-groep en de ein-groep de uitgangen van bijvoegelijke naamwoorden invullen.

Slide 5 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord: Der-Gruppe

Slide 6 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord: Ein-Gruppe

Slide 7 - Diapositive

Wat is de meest voorkomende uitgang van het Adjektiv in het Duits ?
A
e
B
er
C
en
D
es

Slide 8 - Quiz

In welke naamval(en) komt deze meestvoorkomende uitgang -en ALTIJD voor ?
A
1e en 2e naamval
B
2e en 3e naamval
C
3e en 4e naamval
D
1e en 4e naamval

Slide 9 - Quiz

Waar komt de uitgang -en in beide schema's NIET voor ?
A
mannelijk 1e vrouwelijk 1e
B
vrouwelijk 1e mannelijk 4e
C
onzijdig 1e mannelijk 4e
D
meervoud 1e onzijdig 4e

Slide 10 - Quiz

Waar komt de meestvoorkomende uitgang -en UITSLUITEND voor ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 11 - Quiz

Er trägt meinen blau... Pulli (m).
A
e
B
er
C
en
D
em

Slide 12 - Quiz

Ich habe diese braun... Schuhe (mv).
A
e
B
en
C
er
D
em

Slide 13 - Quiz

Wir fahren mit einem rot..... Boot (o).
A
e
B
en
C
er
D
em

Slide 14 - Quiz

Mein Bruder hat ein gelb...... T-shirt (0) bekommen.
A
-en
B
-es
C
-e
D
-er

Slide 15 - Quiz

Durch die rot... Hose (v) siehst du hübsch aus!
A
e
B
er
C
en
D
es

Slide 16 - Quiz

Ein groß..... Mann kaufte ein Eis.
A
-en
B
-e
C
-es
D
-er

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Lien

Slide 19 - Lien

Slide 20 - Lien

Slide 21 - Lien

Slide 22 - Vidéo

Slide 23 - Vidéo

Slide 24 - Lien

EVALUATIE!!
Vul op de volgende slide in welk antwoord voor jou van toepassing is!

Slide 25 - Diapositive

Kijk nog eens naar de doelen van slide nr. 4:
Heb jij alle doelen bereikt?
A
Nee, ik snap er niets van
B
Ja, ik heb alle doelen bereikt en snap het.
C
ik heb de doelen deels bereikt, maar moet nog verder oefenen
D
Ik heb extra uitleg nodig en vraag dit aan mijn docente

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Lien

EXTRA
Kies in de volgende slide minimaal 4 teksten aan de linkerkant in het menu en beantwoord voor elke tekst de vragen.

let op! Alleen teksten met niveau A 2

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Lien