Les 8 Carnaval_Brabant_2025




Carnaval 2025
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
MuziekMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon




Carnaval 2025

Slide 1 - Diapositive



                                                             Deze les staat 1 onderwerp in 
                                                         de schijnwerpers: Carnaval!

Slide 2 - Diapositive

Carnaval, waar denk
jij dan aan?

Slide 3 - Carte mentale

Carnaval is tof
Ja!
Alleen omdat ik dan vakantie heb
Nee, het liefste sluit ik mij op
Ik ga liever skiën
Het liefste is het elke dag carnaval

Slide 4 - Sondage

We gaan beginnen met...... QUIZ!

Slide 5 - Diapositive

Carnaval kent haar oorsprong uit welk geloof?
A
Katholiek/Christendom
B
Islam
C
Hindoeïsme
D
Boeddhisme

Slide 6 - Quiz

Carnaval... Waar is dat begonnen?
A
Nederland
B
Duitsland
C
Italië
D
Frankrijk

Slide 7 - Quiz

Carnaval
Het kent haar oorsprong in Italië. De letterlijke vertaling van Carnaval is dan ook Carne Vale wat betekent: Vaarwel van het vlees. Oftewel, de aankondiging van het vasten.

Slide 8 - Diapositive

Waar wordt het meeste carnaval gevierd in Nederland?
A
Alleen boven de rivieren
B
Door heel Nederland
C
Voornamelijk in het Oosten
D
Meeste in het Zuiden

Slide 9 - Quiz

Waar staat Carnaval om bekend?
A
Vakantie
B
Muziek
C
Feest
D
Optocht

Slide 10 - Quiz

Wat vind jij het leukste aan Carnaval?
A
Geen school
B
Verkleden
C
Feest vieren
D
De muziek

Slide 11 - Quiz

Algemene Carnavals kennis!

Slide 12 - Diapositive

Welke stad wordt met Carnaval ook wel Oeteldonk genoemd?
A
Oss
B
Eindhoven
C
Den Bosch
D
Tilburg

Slide 13 - Quiz

Welke stad wordt met Carnaval ook wel Lampengat genoemd?
A
Tilburg
B
Maastricht
C
Breda
D
Eindhoven

Slide 14 - Quiz

Welke stad wordt met Carnaval ook wel Kruikenstad genoemd?
A
Tilburg
B
Breda
C
Helmond
D
Roosendaal

Slide 15 - Quiz

Waar ga jij Carnaval vieren?
A
Eigen dorp/stad
B
Naar Eindhoven
C
Naar Den Bosch
D
Op de skipiste

Slide 16 - Quiz

Hoe ga jij verkleed?

Slide 17 - Question ouverte

Carnavalsmuziek

Slide 18 - Diapositive

Wat is voor jou typische
Carnavalsmuziek?

Slide 19 - Carte mentale

Slide 20 - Vidéo

Slide 21 - Vidéo

Slide 22 - Vidéo

Slide 23 - Vidéo

Wat wordt de Carnavals hit van 2025?
A
Jan Biggel - M'n Oma Die Heeft 'n Stoma
B
Lamme Frans - Maak je niet druk
C
C.V. Kapotte kachels - Dikke Pens
D
Sven Versteeg & Likke Pêhp - Blikkendag

Slide 24 - Quiz

Welk Carnavalsnummer is het beste allertijde?

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Vidéo

Wie herkent dit nummer?
Ja
Nee

Slide 27 - Sondage

Wat is een typisch muziekinstrument dat met Carnaval gebruikt wordt
A
Basgitaar
B
Trompet
C
Viool
D
Triangel

Slide 28 - Quiz

In welke samenstelling zie je muzikanten spelen tijdens Carnaval?
A
Symphonieorkest
B
Coverband
C
Jazztrio
D
Dweilorkest

Slide 29 - Quiz

Wat is de naam van de hoed die een lid van de raad van elf en de prins draagt?
A
Bolhoed
B
Steek
C
Puntmutsje
D
Carnavalshoed

Slide 30 - Quiz

Op welke dag is carnaval afgelopen?
A
zondag
B
dinsdag
C
maandag
D
woensdag

Slide 31 - Quiz

Joost drinkt 12 halve liters bier
Hoeveel liter bier heeft Joost gehad?
A
12
B
8
C
12,5
D
6

Slide 32 - Quiz

Wie is de baas tijdens carnaval?
A
De raad van elf
B
Alle kinderen
C
Prins Carnaval
D
Prinses Carnaval

Slide 33 - Quiz

In welke taal (behalve NL) worden de meeste carnavalsliedjes gezongen?
A
Engels
B
Frans
C
Duits
D
Belgies

Slide 34 - Quiz

Wat zijn carnavalkrakers?
A
Dan wordt er gekraakt bij carnaval.
B
Liedjes die je heel veel hoort tijdens carnaval.
C
Dan hoor je je botten kraken als je danst.

Slide 35 - Quiz

Wat hoor je van vroeger uit na carnaval te doen?
A
Uitkateren
B
Bidden
C
Vasten
D
Naar de kerk gaan

Slide 36 - Quiz

Met welk feest wordt de vastenperiode afgesloten?
A
Pasen
B
Hemelvaart
C
Pinksteren
D
Kerst

Slide 37 - Quiz

Nu zelf - schrijf je eigen kraker


Kies een thema
 en een melodie
Misschien wat woordgrappen
Schrijf de tekst
Er moeten ten minste vijf Brabantse woorden in zitten

Slide 38 - Diapositive