Opdrachten leerdoel 4

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Opdrachten leerdoel 4

De wijzers van de klokken maken een hoek met elkaar.

Bij welke klok is de hoek tussen de wijzers kleinst?

1. A
2. B
3. C
4. D

De wijzers van de klokken maken een hoek met elkaar.

Bij welke klok is de hoek tussen de wijzers grootst?

1. A
2. B
3. C
4. D

Welke hoek is het kleinst?

1. H
2. I
3. J
4. K

Welke hoek is het grootst?

1. H
2. I
3. J
4. K

Welke hoek is groter?

1. ∠R
2. ∠Q

Bij elk figuur is steeds één hoekpunt met een letter aangegeven.

Vul aan:

A is .... B

( betekent hoek)

∠

∠

∠

1. groter
2. kleiner
3. even groot als

Bij elk figuur is steeds één hoekpunt met een letter aangegeven.

Welke hoek is het kleinst?

1. ∠A
2. ∠B
3. ∠C
4. ∠D

Welke gekleurde hoek is een rechte hoek?

1. A
2. B
3. C

Welke gekleurde hoek is een scherpe hoek?

1. A
2. B
3. C

Welke gekleurde hoek is een stompe hoek?

1. A
2. B
3. C

Even lezen:

Is de hoek scherp, recht of stomp? 

SCHERP

RECHT

STOMP

Welk figuur heeft alleen maar scherpe hoeken?

1. A
2. B
3. C
4. D

Welk figuur heeft alleen maar stompe hoeken?

1. A
2. B
3. C
4. D

Hoeveel stompe hoeken heeft figuur D?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Op de tekening van het schip zijn 6 hoeken aangegeven.
Welke hoek is een rechte hoek?

1. A
2. B
3. D
4. D

Op de tekening van het schip zijn 6 hoeken aangegeven.
Welke hoek is een scherpe hoek?

1. F
2. B
3. E
4. D

Op de tekening van het schip zijn 6 hoeken aangegeven.
Welke hoek is een stompe hoek?

1. F
2. B
3. E
4. D

Sluit deze les en open 'Test leerdoel 4' om te kijken of je deze leerdoelen beheerst. 

Succes!