Goede tijden, slechte tijden

Goede tijden, slechte tijden
Structuur
Conjunctuur
Hoogconjunctuur
Laag conjunctuur
Krappe arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt
Monetairbeleid CB
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Goede tijden, slechte tijden
Structuur
Conjunctuur
Hoogconjunctuur
Laag conjunctuur
Krappe arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt
Monetairbeleid CB

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Arbeidsmarkt

Slide 9 - Diapositive

In een land zijn veel verschillende plekken waar je kunt werken. Er zijn ook veel verschillende mensen, met ieder hun eigen talenten en interesses. De bedrijven en overheid vragen voortdurend om zich heen of er mensen bij hen willen werken. De verschillende mensen bieden aan om bij bedrijven of de overheid te werken. 

Alle plekken waar je kunt werken en alle mensen die werk hebben of willen werken, noemen we de arbeidsmarkt. Op de arbeidsmarkt hebben we een vraagkant (de bedrijven vragen naar werknemers) en een aanbodkant (personen bieden hun werk en hun tijd aan).
Van een ruime naar een krappe arbeidsmarkt.
Ruime arbeidsmarkt
  • Aanbod van arbeid is groter dan de vraag. 

Krappe arbeidsmarkt
  • Vraag naar arbeid is groter dan het aanbod. 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een indicatie voor laagconjunctuur
A
Hoge bezettingsgraad
B
Toenemende werkloosheid
C
Hoog producenten vertrouwen
D
Grote aankopen nemen toe

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer is sprake van een recessie?
A
1 kwartaal negatieve groei van het bbp
B
Groei van het bbp dat lager is dan gemiddeld
C
2 kwartalen krimp van het bbp
D
2 kwartalen groei van het bbo

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De trend in een land is 4 %. Er is 3 % economische groei verwacht. Er is sprake van:
A
Een trend
B
Laagconjunctuur
C
Hoogconjunctuur
D
Conjunctuur

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4.2 Conjunctuurindicatoren
Stand van de economie:
  1. Vertrouwensindicatoren (producenten & consumenten)
  2. Economische indicatoren (bbp, consumptie, uitvoer en investeringen)
  3. Arbeidsmarktindicatoren (werkgelegenheid, werkloosheid en vacatures)

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De economie van een land zit in laagconjunctuur. Anti-cyclisch beleid zou zijn:
A
Belasting verlagen
B
Belasting verhogen
C
Overheidsuitgaven verlagen
D
BTW verhogen

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De economie van een land zit in hoogconjunctuur. Wat is het risico?
A
de bestedingen nemen toe
B
De werkgelegenheid stijgt
C
De prijzen gaan sterkt dalen
D
De prijzen gaan sterk stijgen

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De economie van een land zit in hoogconjunctuur. Anti-cyclisch beleid zou zijn:
A
Belastingen verlagen
B
Belastingen verhogen
C
Overheidsuitgaven verhogen
D
BTW verlagen

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een kenmerk van onderbesteding?
A
Hoge werkgelegenheid
B
Hoge investeringen
C
Hoog consumenten vertrouwen
D
Lage bezettingsgraad

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In een land stijgen de prijzen omdat de vraag naar goederen groter is dan het aanbod. Dit heet:
A
Kosteninflatie
B
Bestedingsinflatie
C
Geïmporteerde inflatie
D
Opgeblazen gevoel

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

monetair beleid
  • Laagconjunctuur  ---> renteverlaging   ---> meer bestedingen
  • Hoogconjunctuur ---> renteverhoging ---> minder bestedingen

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rente
Als de rente stijgt > meer sparen & minder lenen > minder bestedingen > minder banen/prijsdalingen

Als de rente daalt > minder sparen & meer lenen > meer bestedingen > meer banen/prijsstijgingen

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik verwacht een voldoende te gaan halen op SE3
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan welke onderdelen van Goede tijden, Slechte tijden, moet ik nog extra aandacht besteden?

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Automatische stabilisatoren
- Uitkeringen
- Progressieve belastingen
- Minimum lonen

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Automatische stabilisatoren
- Sociale uitkeringen
- Progressieve belastingen
- Minimumlonen

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn voorbeelden van automatische stabilisatoren?

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke gevolg hebben uitkeringen in een laagconjunctuur?

Slide 37 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wordt bedoeld met anti-cyclisch conjunctuur beleid

Slide 38 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kan de overheid doen als ze anti-cyclisch conjunctuurbeleid voert?

Slide 39 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions