Adjectives & adverbs

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Welcome to English class!

HT3D

Today

Today we are going to...

- do the vocabulary test.

- discuss your reading exercise.

- learn about adverbs (and adjectives).

- read online.

Vocabulary test

Good luck!

Last class: introduction to cybercrime

1. What is cybercrime?

2. Can you name any forms of cybercrime?

3. What is grooming?

Social Media and Online Grooming

Let's discuss your answers to the questions about the text Social Media and Online Grooming.

ADJECTIVES + ADVERBS

He is a bad gamer.

He games badly.

Adjectives = bijv nw

Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 

te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.

That is an amazing girl.

We all love that funny movie.

I think he is a terrible teacher.

Soms zet je een adjective achter het werkwoord. 

Dit kan bij werkwoorden zoals to be, look en seem.

  

I am curious to see that new film.

She looks amazing in my new dress.

They seem focussed on their singing careers.

Adverb = bijwoord

Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. Een bijwoord omschrijft vaak een werkwoord, maar ook een ander bijwoord, een bijvoeglijk naamwoord of de hele zin.

                                                                                    Mary sings wonderfully.
                                                     My grandparents talk incredibly loudly.
                            I am eating an amazingly delicious steak right now.
                                                         Hopefully, she will call me back later.

Hoe maak je een bijwoord?

Bijvoeglijk naamwoord + LY

IC - ALLY

(fantastic - fantastically)

Y - ILY

funny - funnily

After LL only ad Y

full - fully

Silent e is dropped in true, due, whole.

True -> truly

Uitzonderingen:

good - well

fast - fast

hard - hard

long - long

Snel : fast – fastly fast

laag : low– lowly low

lang : long – longly long

Onregelmatige bijwoorden

De spelling van deze bijwoorden is hetzelfde als die van het bijvoeglijk naamwoord. Je moet uit je hoofd leren voor welke bijwoorden dit geldt.

DUS...

Ron is a careful driver.

Ron drives carefully.

My aunt always cries very ___!

1. loud
2. loudly

Do you know that ___ song?

1. wonderful
2. wonderfully

___, my mum will buy me some birthday presents!

1. Hopeful
2. Hopefully

Wow, Justin sings ___!
I absolutely love him.

1. fantastic
2. fantastically

I am going to be ___ for school!

1. late
2. lately

Beyoncé dances ___, doesn't she?

1. fabulous
2. fabulously

Vinny plays rugby very ___.

1. good
2. well

Hermione ___ answered the question.

1. happy
2. happily

Recap:
Adverbs zijn...

1. zelfstandige naamwoorden
2. bijvoeglijke naamwoorden
3. bijwoorden
4. werkwoorden

What does an adverb do?

1. Zegt iets over een werkwoord.
2. Zegt iets over de persoon
3. Zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
4. Zegt iets over de tijd.

Bijwoorden (adverbs) zeggen dus iets over de manier waarop iets gebeurt.
Deze woorden eindigen meestal op;

1. -ship
2. -ness
3. -ly
4. -ty

Extra oefenen met 

de adjectives & adverbs?

Exercise 49, 51, 52 & 53

Page 267-270 of your Sterk book