Les 2 2BC

Hallo liebe Schüler von 2BC!
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hallo liebe Schüler von 2BC!

Slide 1 - Diapositive

Was machen wir heute?
  • Het werkwoord 'haben' 
  • Duits en hoofdletters
  • Hausaufgabenkontrolle 

Slide 2 - Diapositive

De persoonlijke voornaamwoorden
ik  -  ich                                         wij  -  wir
jij  -  du                                         jullie  -  ihr
hij  -  er                                          zij  -  sie
zij  -  sie                                          u  -  Sie
het  -  es

Slide 3 - Diapositive

Haben
ich habe
du hast
er / sie / es hat
wir haben
ihr habt
sie / Sie haben
ich habe gehabt

Slide 4 - Diapositive

Hoofdlettergebruik in het Duits
Bekijk volgende zinnen:

  1. Wir lernen Deutsch in der Schule. 
  2. Heute macht Anna einen Schulausflug nach Berlin. 

Wat valt op?

Slide 5 - Diapositive

Wanneer een hoofdletter:
1. Begin van een zin. 
2. Namen, plaatsnamen, merken etc. 
3. Zelfstandige naamwoorden. 

Slide 6 - Diapositive

Het zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord dat een zelfstandigheid aanduidt. Zo kan het bijvoorbeeld aanduiden:

- een persoon of dier (man, vrouw, oom, hond) 
- een eigennaam (Gerrit, Coca Cola, Apple)
- een ding (plant, fiets, berg)
- een gebeurtenis (ontvoering, feest)
- een plaats (Amsterdam, kantoor)
- niet-concrete dingen (geluk, warmte)

Slide 7 - Diapositive

Het zelfstandig naamwoord
Vóór een zelfstandig naamwoord kan je een lidwoord (de, het of een) zetten, kijk bijvoorbeeld naar de volgende zin:
 


Ik heb onze fietsen schoongemaakt samen met Freek en zijn kinderen.

- fietsen is een zelfstandig naamwoord (de fietsen)
- Freek is een zelfstandig naamwoord (eigennamen zijn altijd zelfstandig)
- kinderen is een zelfstandig naamwoord (de kinderen)

Slide 8 - Diapositive

Wel of geen hoofdletter?
A
die mutter
B
die Mutter

Slide 9 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
das pferd
B
das Pferd

Slide 10 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
zehn
B
Zehn

Slide 11 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
grün
B
Grün

Slide 12 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
berlin
B
Berlin

Slide 13 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
der junge
B
der Junge

Slide 14 - Quiz

Wel of geen hoofdletter?
A
Deutschland
B
deutschland

Slide 15 - Quiz

hallo, mein name ist otto.
A
hallo, mein, otto
B
otto
C
mein, name
D
hallo, name, otto

Slide 16 - Quiz

meine mutter ist 52 jahre alt.
A
meine, mutter, jahre
B
meine, alt
C
mutter, jahre
D
meine, mutter, jahre, alt

Slide 17 - Quiz

meine großeltern wohnen in rotterdam.
A
meine, großeltern, wohnen
B
meine, großeltern, rotterdam
C
meine, rotterdam
D
meine

Slide 18 - Quiz

Hausaufgaben
Einleitung (alle woorden vertalen)
1.1
2.1
3.1 (waar antwoord gevonden?)
3.3
3.4
3.5
3.6
3.7
4.3

Slide 19 - Diapositive