1HV Werkwoord ALLER en ontkenning

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Programme du jour

• Les buts
• Uitleg verbe aller & ontkenning
• Au travail: vlog/exercices
  
• La fin du cours

_{Les buts}

_{Aan het einde van deze les...}

- kan ik het werkwoord aller vervoegen

- kan ik een zin in de ontkenning zetten

ALLER (=gaan)

Onregelmatige ww

Uit je hoofd leren!

avoir (hebben)

être (zijn)

aller (gaan)

De vormen van ALLER (gaan)

Je vais

Tu vas

Il/elle/on va

Nous allons

Vous allez

Ils/elles vont

Zet in de goede vorm:
Tu (aller) à Eindhoven.

1. vais
2. vas
3. va
4. allons

Zet in de goede vorm:
Vous (aller) à Lille.

1. vas
2. allons
3. va
4. allez

Zet in de goede vorm:
Il (aller) à Paris.

1. vais
2. vas
3. va
4. vont

Vertaal in het Frans:
Zij gaat

1. je vais
2. tu vas
3. il va
4. elle va

Vertaal in het Frans:
Wij gaan

1. tu vas
2. il va
3. nous allons
4. ils vont

Vertaal in het Frans:
Ik ga

1. je vais
2. tu vas
3. il va
4. ils vont

Vertaal in het Frans:
Zij gaan

1. elle va
2. il va
3. elles vont
4. ils vont

Aan welke woorden herken je de ontkenning?

Claire; Tu habites à Paris?

Aurélie; Non, je n’habite pas à Paris, j’habite à Nice.

C: Chouette! Tu vas au cinéma avec moi ce soir?

A: Je n’aime pas le cinéma, on peut aller au club?

C: Mais Aurélie, tu n’as pas 18 ans?

A: C’est vrai, j’ai seulement 16 ans. Mais j’adore le coca!

C: Moi je n’aime pas le coca. Donc tu ne veux pas aller au cinéma, Aurélie?

A: Non, je reste à la maison, merci!

C: D’accord, à plus!

A: A plus, Claire!

De ontkenning 

In het Nederlands: niet en geen

In het Frans altijd twee woorden: ne..... pas

Ne staat vóór de persoonsvorm

Pas staat direct achter de persoonsvorm

Dus: ontkenning deel 1 + pv + ontkenning deel 2

de ontkenning - voorbeelden

Ik werk - Je travaille

Ik werk niet - Je ne travaille pas

Hij zingt - Il chante

Hij zingt niet - Il ne chante pas

Het is een zwembad - C'est une piscine

Het is geen zwembad - Ce n'est pas une piscine

0

Stappenplan bij ontkennend maken:

1. Zoek de persoonsvorm - dit is altijd een werkwoord
2. Schrijf de persoonsvorm op (de hamburger)
3. Zet ne ervoor en pas erachter  (de broodjes)
4. Begint pv met klinker? verander ne in n'
5. Zet onderwerp weer in de zin (verander Je in j' als dat kan)
6. Zet overige zinsdelen in de zin
7. Lees de zin nog een keer door.

Elle habite dans une maison?

1. Non, elle n'habite pas dans une maison
2. Non, elle ne pas habite dans une maison

Vous dansez beaucoup?

1. Non, vous ne dansez beaucoup pas
2. Non, vous ne dansez pas beaucoup
3. Non, nous ne dansons pas beaucoup
4. Non, nous ne pas dansons beaucoup

Tu comprends?

1. Non, je comprends
2. Oui, je comprends!
3. Non, je ne comprends pas
4. Oui, je ne comprends pas

Herhalingsvragen

Vais

Vas

Va

Allons

Allez

Vont

Je

Vous

Nous

Il/elle/on

Tu

Ils/elles

Pas

Ne

Persoonsvorm

C'est la fin