17/2 H4 woordraadstrategie tegenstelling les 2

timer
20:00
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

timer
20:00

Slide 1 - Diapositive

woordenschat

Slide 2 - Diapositive

Lesplanning

  • Lezen
  • Instructie/quiz
  • Werken
  • Afsluiten

Slide 3 - Diapositive

Schrijf drie dingen op
die je van
de vorige les
onthouden hebt.

Slide 4 - Carte mentale

Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  • ken je vier woordraadstrategieën
  • kun je uitleggen hoe je verschillende woordraadstrategieën moet gebruiken
  • kun je bij voorbeelden herkennen en uitleggen welke woordraadstrategie je in moet zetten
  • kun je bij het lezen van een tekst de betekenis van lastige woorden achterhalen door woordraadstrategieën te gebruiken











Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Welke strategie wordt hier gebruikt?
Als je op jezelf woont, krijg je te maken met allerlei instanties, zoals verzekeringsmaatschappijen, banken en scholen.
A
synoniem
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
omschrijving

Slide 7 - Quiz

Vandaag heb ik amper tijd om boodschappen te doen, terwijl ik gisteren tijd over had.
A
tegenstelling
B
bekend woorddeel
C
omschrijving
D
voorbeeld

Slide 8 - Quiz

Door voor Doortje een milkshake mee te nemen, deed Abel een handreiking om weer vrienden te worden.
A
tegenstelling
B
bekend woorddeel
C
omschrijving
D
voorbeeld

Slide 9 - Quiz

Woordraadstrategie

Een woordraadstrategie is een handige manier om achter de betekenis van een woord te komen:

  • synoniem
  • omschrijving
  • voorbeeld
  • tegenstelling

  • bekend woorddeel

Slide 10 - Diapositive

Woordraadstrategie synoniem
Zoek naar een synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis.
  • Exact - Precies
  • vreemde snuiter - rare snijboon - zonderling

Vaak vind je als je even verder leest in de tekst een synoniem voor een moeilijk woord dat je niet weet.

Slide 11 - Diapositive

Woordraadstrategie omschrijving:
De schrijver geeft al een omschrijving (definitie) van het woord.

  • Mijn oma is geholpen aan staar, een aandoening waarbij de lens is vertroebeld.
  • Misofonie, mensen die zich ergeren aan bepaalde, op zich onschuldige, geluiden, zoals luid ademen en harde muziek uit oordopjes.

Slide 12 - Diapositive

Woordraadstrategie: een voorbeeld zoeken:
Soms staan er in een tekst voorbeelden om onbekende woorden uit te leggen. Je weet dan meteen wat de schrijver bedoelt.
  • Bij een voorbeeld vind je vaak de volgende woorden: bijvoorbeeld, zo is er..., zoals, denk maar aan..., neem
  • Ook een dubbele punt kan aangeven dat er voorbeelden volgen: 'zij houden van balsporten: voetbal, volleybal, korfbal.'


Slide 13 - Diapositive

Woordraadstrategie tegenstelling vinden:
  • Tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegenovergestelde zijn.

  • Als je een onbekend woord tegenkomt, kun je soms de betekenis begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling staat.

  • Zoek je een tegenstelling? Let dan op de volgende woorden: maar, echter, toch, daarentegen.
Bijvoorbeeld:
Goedkoop - duur
begrijpelijk - onbegrijpelijk

Slide 14 - Diapositive

Tegenstelling
Toms ouders sliepen in een riante caravan, maar hij lag zelf in een klein tentje.
Het woord riant is een tegenstelling van klein. Riant betekent dus groot.


Slide 15 - Diapositive

Tegenstelling
Let op signaalwoorden: maar, anderzijds, daarentegen, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant.
Aan deze woorden kan je dus zien dat er een tegenstelling in de zin staat.

Voorbeeld:  Meestal zijn keepers kolossaal, maar Vermeer is best klein.
(1,81 m, keepers zijn meestal groter dan 1.85 m) 

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Uitdrukking - figuurlijk taalgebruik
  • Een uitdrukking is een woordcombinatie met een vaste betekenis. Je kunt de uitdrukking een beetje aanpassen.
  • Het is een combinatie van woorden die samen een eigen (figuurlijke) betekenis hebben

`'Je laatste adem uitblazen' is een uitdrukking die in veel talen wordt gebruikt in de betekenis van 'sterven'. --> Mijn opa heeft zijn laatste adem uitgeblazen. --> Mijn opa is gestorven.

Tranen met tuiten --> Kees huilt tranen met tuiten. --> Kees huilt overdreven/Kees stelt zich aan


Slide 18 - Diapositive

 Uitdrukkingen - Figuurlijk en letterlijk taalgebruik
Ik raak nu de kluts kwijt.
Figuurlijke betekenis
(Werkwoordelijke uitdrukking)

Janine koos het hazepad.
Figuurlijke betekenis
(Werkwoordelijke uitdrukking)



Jesse raakt zijn sleutels kwijt.
Letterlijke betekenis
(geen werkwoordelijke uitdrukking)

Youssef koos een raketijsje.
Letterlijke betekenis
(geen werkwoordelijke uitdrukking)




Slide 19 - Diapositive

Versterkte woorden en hun tegenstelling
Sommige woorden kun je versterken door er een woord voor te plaatsen

Jong en oud - piep en stok --> piepjong en stokoud

Slide 20 - Diapositive

Noem de goede versterking en tegenstelling:
een ...levende muis
A
springlevend - morsdood
B
huppellevend - snikdood
C
springlevend - slagdood
D
springlevend - slootdood

Slide 21 - Quiz

Opdracht 9
Dit zijn woorden die in dit hoofdstuk voorkomen

Slide 22 - Diapositive

Beeld - i..g.

Slide 23 - Question ouverte

moeilijk - .o....x

Slide 24 - Question ouverte

gevaarlijk - r..k...

Slide 25 - Question ouverte

klein - m..u.c...

Slide 26 - Question ouverte

Werk voor deze les:

  • Blz. 104/105, opdracht 5, 6, 7, 8 en 9
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!

Wat niet af is = huiswerk!
timer
20:00

Slide 27 - Diapositive

Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  • ken je vier woordraadstrategieën
  • kun je uitleggen hoe je verschillende woordraadstrategieën moet gebruiken
  • kun je bij voorbeelden herkennen en uitleggen welke woordraadstrategie je in moet zetten
  • kun je bij het lezen van een tekst de betekenis van lastige woorden achterhalen door woordraadstrategieën te gebruiken











Slide 28 - Diapositive

Ik ken vier woordraadstrategieën en
kan uitleggen hoe je verschillende woordraadstrategieën moet gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Sondage

Schrijf drie dingen op
die je vandaag geleerd hebt.

Slide 30 - Carte mentale

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 31 - Question ouverte

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 32 - Question ouverte