Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Marktvormen katern 3
H1 Marktvormen
Deze week --> 1.1 De perfecte markt
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
Je kunt markten indelen op basis van het soort product (homogeen/heterogeen) en het aantal aanbieders.
Je kunt uitleggen wat een markt voor volkomen concurrentie is en daarvan de kenmerken noemen.
Je kunt de maximale winst berekenen & tekenen voor een producent met proportioneel variabele kosten die zijn goederen aanbiedt op de markt met volkomen concurrentie.
Je kunt de maximale winst tekenen en berekenen voor een producent met niet-proportioneel variabele kosten die zijn goederen aanbiedt op de markt met volkomen concurrentie.
Slide 2 - Diapositive
Marktvorm
Een marktvorm is het geheel van omstandigheden waaronder ondernemingen met elkaar concurreren.
Kenmerken marktvormen
Aantal aanbieders
Aantal vragers
Aard van het product (homogene of heterogene producten)
Marktvormen
Een marktvorm is het geheel van omstandigheden waaronder ondernemingen met elkaar concurreren.
Kenmerken marktvormen
Slide 3 - Diapositive
De markt op; hoe gaat dat?
Markt onderzoeken. Hoeveel aanbieders heeft de markt? Hoeveel vragers heeft de markt? Wat voor soort product wordt er verkocht?
Slide 4 - Diapositive
Aanbieders
Een aanbieder is aanwezig op de markt om goederen of diensten te verkopen aan haar vragers.
In een markt kan je één aanbieder, een beperkt aantal aanbieders of veel aanbieders hebben
Slide 5 - Diapositive
Marktvormen
Slide 6 - Diapositive
Voorbeeld: Weinig aanbieders, veel vragers; welke marktvorm?
Slide 7 - Diapositive
Deze week: Volkomen concurrentie (Volledige medeginging)
In een volkomen concurrentie zijn veel vragers & aanbieders. Het is een homogeen product. De prijs is al bepaald door de hoeveelheid aanbieders en hoeveelheid vragers.
Doordat alle producten hetzelfde zijn, kan geen enkele aanbieder de prijs beïnvloeden.
> Als de ondernemer zijn prijs boven de marktprijs stelt, verkoopt hij niets meer. > Als hij onder de marktprijs gaat zitten met zijn prijs, zal hij weinig verdienen en mogelijk verlies maken.
Als prijs niet kan worden aangepast...wat kan de aanbieder dan wel aanpassen?
Slide 8 - Diapositive
De producent kan in volkomen concurrentie alleen de hoeveelheid aanpassen; hoeveelheidsaanpasser.
Volkomen concurrentie:
De marktvorm volkomen concurrentie is een theoretische constructie. In de praktijk zijn er geen markten die aan alle kenmerken van deze marktvorm voldoen. Er zijn wel markten die sterk lijken op volkomen concurrentie, zoals de wereldgraanmarkt, de aandelenmarkt en valutamarkten.
Slide 9 - Diapositive
In dit geval is er sprake van proportioneel variabele kosten. Dit zie je aan de rechte lijn GVK = MK.
Slide 10 - Diapositive
Winst maximaliseren
Bij het punt waar de GTK-lijn en de lijn p = MO = GO elkaar snijden is de winst van de producent gelijk aan nul. Dit punt noem je het break-even-punt.
Wanneer de GO-lijn boven de GTK-lijn ligt kan deze aanbieder kan zijn winst maximaliseren door zo veel mogelijk te produceren.
Je zegt ook wel: door zijn afzet te maximaliseren. De afzet kan niet groter zijn dan de productiecapaciteit.
Slide 11 - Diapositive
Wat is hier de totale winst als de max. productiecapaciteit 5000 is?
A
5000
B
12 500
C
7500
D
Er is geen winst te behalen
Slide 12 - Quiz
Als de productiecapaciteit gelijk staat aan 5000 stuks.
De winst per product is gelijk aan GO – GTK. In dit voorbeeld is dat gelijk aan: € 2,50 – € 1,50 = € 1.
De totale winst is dus gelijk aan 5000 x € 1 = € 5.000.
Slide 13 - Diapositive
Nu maken:
Opdracht 1 en opdracht 8.
Lezen heel paragraaf 1.1 Een perfecte markt.
Slide 14 - Diapositive
Woensdag 9 februari
Tot nu toe hebben we het gehad over proportioneel variabele kosten. Maar...wat nu als de variabele kosten niet proportioneel variabel zijn?
Welke soort variabele kosten kennen we nog meer?
Slide 15 - Diapositive
Kostenlijnen hebben een u-vormig verloop. Deze kennen we van vorig blok!
Slide 16 - Diapositive
De hoeveelheid waarbij de ondernemer maximale winst behaalt, wordt bepaald door het snijpunt van MO en MK.
De maximale winst kun je tekenen door eerst te bepalen hoe groot GO en GTK zijn bij de hoeveelheid waarbij de winst maximaal is. Vervolgens teken je een rechthoek door basis (q) en hoogte (GO–GTK) te nemen.
GO - GTK = winst per product.
Dit maal de hoeveelheid is de maximale winst.
Slide 17 - Diapositive
Maken opdrachten:
9, 12, 13, 14, 16 (1 en 8 waren gisteren al gemaakt)
en herhalingsopdrachten 1 t/m 6.
Hier heb je morgen in de les de tijd voor. Af = geen huiswerk!
Maar eerst...kleine quiz.
Slide 18 - Diapositive
Welk product is heterogeen?
A
Een Mars
B
Een volkorenbrood
C
Een flesje spa water
D
Aardappelen
Slide 19 - Quiz
Een heterogeen product is:
A
In de ogen van de consument verschillend
B
In de ogen van de consument hetzelfde
C
Het verschil tussen vraag en aanbod als de prijs lager is dan de evenwichtsprijs
D
Het verschil tussen vraag en aanbod als de prijs hoger is dan de evenwichtsprijs.
Slide 20 - Quiz
Homogeen of heterogeen product?
A
Homogeen product
B
Heterogeen product
Slide 21 - Quiz
Welke marktvorm?
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Monopolistische concurrentie
D
Volkomen concurrentie
Slide 22 - Quiz
Welke marktvorm?
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Monopolistische concurrentie
D
Volkomen concurrentie
Slide 23 - Quiz
Welke marktvorm?
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie
Slide 24 - Quiz
dit is GEEN kenmerk van de volkomen concurrentie:
A
veel aanbieders
B
transparante markt
C
moeilijke toetreding
D
vraag en aanbod bepalen de prijs
Slide 25 - Quiz
De marktvorm volkomen concurrentie ...
A
bestaat uit vier verschillende markten
B
komt in de praktijk veel voor
C
heeft heterogene producten
D
heet ook wel volledige mededinging
Slide 26 - Quiz
Een kenmerk van volkomen concurrentie
A
Prijszetter
B
Hoeveelheidsaanpasser
Slide 27 - Quiz
Opdrachten
9, 12, 13, 14, 16 (1 en 8 waren gisteren al gemaakt)
en herhalingsopdrachten 1 t/m 6.
Slide 28 - Diapositive
16. a/b Bereken de marktprijs en marktomzet
Op de markt voor ruwe katoen geldt de volgende vraag- en aanbodfunctie: Qv= – p + 1000
Qa= 2p –500
Qv= Qa
Qa en Qv in eenheden van 1000 balen katoen
p = prijs van een baal katoen
Slide 29 - Diapositive
c. Teken in de linkergrafiek de grafiek van de vraag- en aanbodfunctie. Geef Ep en Eq hoeveelheid aan.
Slide 30 - Diapositive
Een individuele producent heeft de volgende kostenfunctie: TK = 2q2 + 100 q + 500
d. Is hier sprake van proportioneel variabele kosten of een ander kostenverloop? Leg je antwoord uit.
Slide 31 - Diapositive
e. Teken in de rechtergrafiek van figuur 7 GVK, MK en GTK. Geef ook p, MO en GO in de grafiek aan.
f. Geef het break-even-punt in de grafiek aan.
Slide 32 - Diapositive
g. Bij hoeveel geproduceerde eenheden is de winst maximaal? Geef de berekening.