Rekenen 5.8 (4)
1 / 14
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
In de Kotter zitten 14 leerlingen.
Ze hebben allemaal 2 pennen nodig.
In een pakje pennen zitten er 10.
Hoeveel pakjes pennen moet je kopen?
Let op: je kan geen halve pakjes kopen!
Ze hebben allemaal 2 pennen nodig.
In een pakje pennen zitten er 10.
Hoeveel pakjes pennen moet je kopen?
Let op: je kan geen halve pakjes kopen!
Slide 2 - Question ouverte
In de Grutto zitten 12 leerlingen.
Ze hebben allemaal 1 lijmstift nodig.
In een pakje lijmstiften zitten er 5.
Hoeveel pakjes lijmstiften moet je kopen?
Let op: je kan geen halve pakjes kopen!
Ze hebben allemaal 1 lijmstift nodig.
In een pakje lijmstiften zitten er 5.
Hoeveel pakjes lijmstiften moet je kopen?
Let op: je kan geen halve pakjes kopen!
Slide 3 - Question ouverte
In 't Skûtsje zitten 13 leerlingen.
Ze hebben allemaal 5 potloden nodig.
In een pakje potloden zitten er 20.
Hoeveel pakjes potloden moet je kopen?
Let op: je kan geen halve pakjes kopen!
Ze hebben allemaal 5 potloden nodig.
In een pakje potloden zitten er 20.
Hoeveel pakjes potloden moet je kopen?
Let op: je kan geen halve pakjes kopen!
Slide 4 - Question ouverte
2400 - 2500 - 2600 - .... - .... - 2900 - 3000
Wat moet er op de puntjes staan?
Slide 5 - Question ouverte
400 - 1200 - 2000 - ....
Wat moet er op de puntjes staan?
Slide 6 - Question ouverte
600 - 1200 - 1800 - ....
Wat moet er op de puntjes staan?
Slide 7 - Question ouverte
A
1600
B
1650
C
1800
D
1850
Slide 8 - Quiz
A
1200
B
1300
C
1400
D
1500
Slide 9 - Quiz
A
400
B
300
C
500
D
200
Slide 10 - Quiz
1055
1060
1065
1000+55=
1050+5=
1070-10=
1070-5=
1060-5=
1070-15=
1010+50=
1080-15=
900+160=
1065-0=
1080-25=
1090-25=
Slide 11 - Question de remorquage
2000 - 100 = ....
Wat moet er op de puntjes staan?
Slide 12 - Question ouverte
1000 - 900 =
Wat moet er op de puntjes staan?
