Hoofdletters en leestekens

Hoofdletters en leestekens
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolBasisschoolLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan wij vandaag doen? 
Jullie krijgen uitleg over het gebruik van: 
  • Hoofdletters
  • Leestekens --> punten, komma's en het vraagteken

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les  weet je wanneer je hoofdletters moet gebruiken. 
  • Aan het einde van de les weet je wanneer je punten en komma's gebruikt. 

Slide 3 - Diapositive

Hoofdletters 
Waarom gebruiken we hoofdletters? 
1. Hoofdletters maken een tekst duidelijker en de tekst is beter te lezen. 
2. De lezer kan de tekst beter begrijpen. 

Slide 4 - Diapositive

Hoofdletter aan het begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 5 - Diapositive

Hoofdletter aan het begin van een zin
Uitzondering: Als de zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.
  • €15 betaalde hij voor het boek.
  • 86 jaar geleden werd mijn opa geboren.

Slide 6 - Diapositive

Wat is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.

Slide 7 - Quiz

Hoofdletter bij namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Sophie Jansen
Aanspreektitels (mevrouw/meneer) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • meneer Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 8 - Diapositive

Wat is goed geschreven?
A
laura dieleman
B
Laura dieleman
C
Laura Dieleman
D
laura Dieleman

Slide 9 - Quiz

Wat is goed geschreven?
Vandaag gaat .... bij zijn broer op bezoek.
A
Meneer Jansen
B
meneer Jansen
C
meneer jansen

Slide 10 - Quiz

Hoofdletter bij namen van organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties

Slide 11 - Diapositive

Wat is goed geschreven?
A
pepsi max
B
Pepsi Max
C
Pepsi max

Slide 12 - Quiz

Hoofdletter bij aardrijkskundige namen
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerika
  • de Rivierenlaan
  • de Himalaya

Slide 13 - Diapositive

Hoofdletter bij woorden die van namen zijn afgeleid
Bij woorden die van namen (van landen) zijn afgeleid  gebruik je een hoofdletter.
  • Amerikaanse president
  • Engelse drop
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 14 - Diapositive

Wat is goed geschreven?
A
belgische gerechten
B
belgische Gerechten
C
Belgische Gerechten
D
Belgische gerechten

Slide 15 - Quiz

Hoofdletter bij historische gebeurtenissen en feestdagen
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Koude Oorlog
  • Vaderdag
  • Kerstmis
Maar bij samenstellingen met feestdagen schrijf je geen hoofdletter: vaderdagontbijt, kerstboom, sinterklaasfeest 

Slide 16 - Diapositive

Met of zonder hoofdletter?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 17 - Quiz

Geen hoofdletter
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Er komt vandaag een noordelijke wind.

Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee
  • Zuid-Amerika

Slide 18 - Diapositive

Geen hoofdletter
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • zaterdag
  • januari
Ook een historische periode krijgt geen hoofdletter.
  • renaissance
  • prehistorie

Slide 19 - Diapositive

Met of zonder hoofdletter?
A
maandag
B
Maandag

Slide 20 - Quiz

Met of zonder hoofdletter?
A
December
B
december

Slide 21 - Quiz

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
kerstmis
B
december
C
kerstviering
D
kerstboom

Slide 22 - Quiz

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
winkel
B
supermarkt
C
lidl
D
aanbieding

Slide 23 - Quiz

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
A
adres
B
postcode
C
nederland
D
woonplaats

Slide 24 - Quiz

Leestekens
Leestekens zijn tekens die een tekst makkelijker leesbaar maken. 
Voorbeelden zijn 
een punt, het vraagteken en de komma. 

Slide 25 - Diapositive

Wanneer gebruik je een punt? 
Aan het eind van elke zin:
De cliënt is gisteren opnieuw opgenomen.
Overigens is meneer Dieleman gisteren zijn medicatie vergeten in te nemen.

Niet altijd:
Als de zin een vraag is: vraagteken (?).
Als de zin uitgeroepen zou worden (!).
Als de zin een titel is. Het huisje dat niet wilde verhuizen


Slide 26 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?

1. Als je een korte pauze hoort in een zin.

Als ik naar school ga, pak ik de fiets.



Slide 27 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?
2. Tussen de delen van een opsomming
(behalve bij en/of).

Wil je koffie, thee of iets anders? Ik heb nieuwe kopjes, bekers en glazen om het in te schenken.



Slide 28 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?
3. Als iemand met zijn naam wordt aangesproken. 
Voor of na de naam komt dan een komma.

Jeroen, kom je zo? / Kom je zo, Jeroen?

Slide 29 - Diapositive

Wanneer gebruik je een komma?
4. Voor voegwoorden: 
  • Hoewel
  • omdat
  • want
  • zodat
  • maar
  • aangezien

Bijvoorbeeld: 
Nederlands is geweldig, maar Engels niet.

Slide 30 - Diapositive

Einde

Slide 31 - Diapositive