Grammatica zinsdelen H5

Project grammatica spelling en formuleren

meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Project grammatica spelling en formuleren

meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Diapositive

Deze les
- Huiswerk bespreken
- Lesdoel
- Terugblik/voorkennis
- Uitleg
- Aan de slag
- controle

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk bespreken
blz 139-141

Slide 3 - Diapositive

Lesdoel
• Je weet hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen.
• Je weet hoe je de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling moet vinden.

Slide 4 - Diapositive

Ik heb (vergrotende trap van graag) korter pauze en eerder uit als/dan langer pauze en later uit.

Slide 5 - Question ouverte

(gillen) kwam mijn zusje de keuken binnen; ze had een spin gezien.

Slide 6 - Question ouverte

De (uitloten) jongen mocht toch in het voetbalteam.

Slide 7 - Question ouverte

Het (verlaten) station was heel eng 's avonds.

Slide 8 - Question ouverte

Startopdracht
Maak opdracht 1 op bladzijde 120

In tweetallen

7 minuten, daarna nabespreken
timer
7:00

Slide 9 - Diapositive

Wat voegt dit zinsdeel toe aan de zin? Wat geeft het voor informatie?
Tijdens de wedstrijd heeft Luuk zijn enkel lelijk verstuikt.

Gelukkig bleef iedereen ongedeerd, maar de ouders hadden hun kinderen niet zo'n best voorbeeld gegeven.

Slide 10 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
wanneer, waar, hoe, hoeveel, waarom, waarheen, waardoor en waarmee.

Tijdens de wedstrijd (wanneer) heeft Luuk zijn enkel lelijk (hoe) verstuikt.

Slide 11 - Diapositive

Je kent nu alle zinsdelen
Een zin is dus opgebouwd uit zinsdelen die allemaal iets toevoegen aan de zin:
ow = wie of wat
gezegde = welke handeling
lv = wat ondergaat de handeling
mv = aan of voor wie gebeurt de handeling
bwb = wanneer, waar, hoe, hoeveel, waarom, waarheen, waardoor en waarmee.

Slide 12 - Diapositive

Maak nu eens een zin met:
bwb - pv - ow - mv - lv

Slide 13 - Question ouverte

Samen doornemen
Opdracht 3 op bladzijde 121

Slide 14 - Diapositive

Theorieblok doorlezen
Neem 4 minuten om het theorieblok op bladzijde 121 door te lezen
timer
2:00

Slide 15 - Diapositive

Aan de slag
- Maken Grammatica zinsdelen hs. 5 opdracht 1, 4, 5, 8 (Boek B p. 120-123)
- 10 minuten in stilte, daarna overleggen


timer
5:00

Slide 16 - Diapositive

Lesdoel
• Je weet hoe je een zin in zinsdelen moet verdelen.
• Je weet hoe je de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling moet vinden.

Slide 17 - Diapositive

Wat is het nut van een bijwoordelijke bepaling?

Slide 18 - Question ouverte