Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Welvaart en ontwikkelingslanden
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je de welvaart van een land berekenen, uitleggen waarom ontwikkelingslanden zo moeilijk uit de armoede kunnen komen, beschrijven welke soorten hulp ontwikkelingslanden ontvangen en uitleggen waarom fairtrade-producten kopen kan helpen.
Slide 2 - Diapositive
Introduceer de leerdoelen van de les.
Wat weet je al over de welvaart van een land en ontwikkelingslanden?
Slide 3 - Carte mentale
Cet élément n'a pas d'instructions
Welvaart berekenen
Om de welvaart van een land te berekenen, kijk je naar het bruto nationaal product (BNP) gedeeld door het aantal inwoners.
Slide 4 - Diapositive
Leg uit hoe je de welvaart van een land kunt berekenen.
Armoede in ontwikkelingslanden
Ontwikkelingslanden hebben vaak een laag BNP per inwoner, maar ook andere factoren zoals corruptie, onstabiele politieke situaties en natuurrampen spelen een rol in het in stand houden van armoede.
Slide 5 - Diapositive
Beschrijf waarom ontwikkelingslanden moeilijk uit de armoede kunnen komen.
Noodhulp en structurele hulp
Ontwikkelingslanden kunnen twee soorten hulp ontvangen: noodhulp en structurele hulp. Noodhulp is gericht op directe hulp na bijvoorbeeld een natuurramp, terwijl structurele hulp gericht is op het verbeteren van de lange-termijn ontwikkeling van een land.
Slide 6 - Diapositive
Leg uit welke soorten hulp ontwikkelingslanden ontvangen.
Fairtrade producten
Bij fairtrade-producten wordt er rekening gehouden met de arbeidsomstandigheden en lonen van de producenten in ontwikkelingslanden. Door fairtrade-producten te kopen, help je de producenten een eerlijke prijs te krijgen en zo hun levensstandaard te verbeteren.
Slide 7 - Diapositive
Leg uit waarom fairtrade-producten kopen kan helpen.
Voorbeeld van fairtrade
Een voorbeeld van fairtrade is koffie waarbij er rekening wordt gehouden met de lonen en arbeidsomstandigheden van de koffieboeren.
Slide 8 - Diapositive
Geef een voorbeeld van fairtrade om de leerlingen te laten zien hoe het werkt.
Hoe bereken je de welvaart van een land?
Slide 9 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Voorbeeldberekening
Stel het BNP van een land is €50 miljard en het aantal inwoners is 10 miljoen. De welvaart per inwoner is dan €5.000.
50 miljard : 10 miljoen = 5.000
Slide 10 - Diapositive
Laat een voorbeeldberekening zien van de welvaart van een land.
Factoren van armoede
Naast een laag BNP kunnen factoren zoals corruptie, onstabiele politieke situaties en natuurrampen een rol spelen in het in stand houden van armoede.
Slide 11 - Diapositive
Herhaal de factoren die armoede in ontwikkelingslanden kunnen veroorzaken.
Voor- en nadelen van noodhulp
Noodhulp kan snel worden verstrekt en is gericht op directe hulp, maar kan ook afhankelijkheid van hulp creëren en de lange-termijn ontwikkeling van een land belemmeren.
Slide 12 - Diapositive
Beschrijf de voor- en nadelen van noodhulp.
Voor- en nadelen van structurele hulp
Structurele hulp is gericht op het verbeteren van de lange-termijn ontwikkeling van een land, maar kan soms langzaam gaan en afhankelijkheid van hulp creëren.
Slide 13 - Diapositive
Beschrijf de voor- en nadelen van structurele hulp.
Wat is het verschil tussen noodhulp en structurele hulp?
Slide 14 - Question ouverte
Cet élément n'a pas d'instructions
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 15 - Question ouverte
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 16 - Question ouverte
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 17 - Question ouverte
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.