Beheren kleine budgetten

 Budget en Begroting: Hoe houd je je kasboek bij?
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
Thema FinancieelMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon

 Budget en Begroting: Hoe houd je je kasboek bij?

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
  1. Je kunt onderscheid maken tussen kleine en grote budgetten die in een kantooromgeving beheerd moeten worden.
  2. Je kunt een begroting opstellen voor een brunch, waarbij een weloverwogen keuze wordt gemaakt binnen het budget voor producten, aantallen en de leverancier.
  3. Je kunt een budget bewaken, signaleert mogelijke knelpunten en doet zo nodig een wijzigingsvoorstel.
  4. Je kunt een lief-en-leedpot van een organisatie beheren.
  5. Je kunt het kasboek van een kleine kas bijwerken en verantwoorden.

Slide 2 - Diapositive

Deze dia introduceert de belangrijkste leerdoelen van de les. Herhaal deze leerdoelen aan het eind van de les om te controleren of de studenten ze hebben begrepen.
Wat weet jij al over budgetten en begrotingen?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

(Kleine) budgetten
Houd je van puzzelen? Dan is budgetteren echt iets voor jou! Budgetteren is proberen om je uitgaven binnen een bepaald budget te houden.

Met andere woorden: niet meer uitgeven aan een bepaalde taak of project of voor een bepaalde periode, dan je daarvoor beschikbaar hebt of wilt stellen. Dat lijkt simpel, maar kan soms best een puzzel zijn.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Budget vs. begroting
Op je werk gaat veel geld om. Er wordt geld uitgegeven aan grote en kleine zaken. Als business support medewerker kun je te maken krijgen met het beheren van budgetten. Of met het werken met een begroting. Deze termen hebben beide met geld te maken, maar zijn wel degelijk anders. 

Wat is het verschil tussen budget en begroting?

Slide 5 - Diapositive

Introduceer het concept van een budget en leg uit waarom het belangrijk is om er een te hebben.

Slide 6 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht SPL kleine budgetten beheren
Je kunt onderscheid maken tussen kleine en grote budgetten die in een kantooromgeving beheerd moeten worden.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Het verschil tussen budget en begroting
Een budget is dus de hoeveelheid geld die je maximaal ter beschikking hebt.
Een begroting is een planning in bedragen. Dan kan bijvoorbeeld zijn van inkomsten en uitgaven, maar ook van kosten en opbrengsten. Ook een budget is een begroting.

Slide 9 - Diapositive

Leg uit wat een begroting is en geef een voorbeeld van een bedrijfsbegroting.
Tips voor het bijhouden van een budget
  • Houd je uitgaven bij
  • Wees realistisch over je inkomsten en uitgaven. 
  • Maak een begroting en houd je eraan.
  • Gebruik contant geld in plaats van een creditcard. 
  • Vermijd impulsieve aankopen.

Waar zit het grootste probleem denk je?

Slide 10 - Diapositive

Geef enkele nuttige tips aan studenten om hen te helpen hun budgetten beter bij te houden.
Doel Opdracht SPL Budget
Je kunt een begroting opstellen voor een brunch, waarbij een weloverwogen keuze wordt gemaakt binnen het budget voor producten, aantallen en de leverancier.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Geschatte kosten en werkelijke kosten
Geschatte kosten zijn de verwachte kosten in de begroting (vooraf).

Werkelijke kosten zijn de daadwerkelijke kosten die zijn gemaakt (achteraf).

Slide 13 - Diapositive

Bespreek het verschil tussen geschatte en werkelijke kosten. Gebruik voorbeelden om dit duidelijk te maken.
Verwachte en werkelijke kosten


Bij de organisatie van een bijeenkomst, evenement of project schat je de kosten vooraf in. Je probeert dan altijd zo kostenbewust te handelen en maakt een zo goed mogelijke schatting van wat en hoeveel er nodig is

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doel opdracht SPL
Je kunt het verschil tussen de verwachte en werkelijke kosten uitrekenen en analyseren waardoor deze verschillen zijn ontstaan.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Tekorten en overschotten
Een tekort treedt op wanneer de werkelijke kosten hoger zijn dan de geschatte kosten. Een overschot treedt op wanneer de werkelijke kosten lager zijn dan de geschatte kosten.

Wanneer weet je dit?

Slide 17 - Diapositive

Leg uit wat tekorten en overschotten zijn en waarom het belangrijk is om ze te begrijpen.
Doel opdracht SPL
Je kunt een budget bewaken, signaleert mogelijke knelpunten en doet zo nodig een wijzigingsvoorstel.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe houd je een kasboek bij?
Een kasboek is een overzicht van alle inkomsten en uitgaven. Houd het bij door elke transactie (uitgaven of inkomsten) te noteren en ervoor te zorgen dat het klopt met je werkelijke bankafschriften.

Slide 20 - Diapositive

Geef instructies over hoe studenten hun eigen kasboeken kunnen bijhouden. Bespreek het belang van nauwkeurigheid en consistentie.
Doel SPL opdracht
Je kunt het kasboek van een kleine kas bijwerken en verantwoorden.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
  1. Je kunt onderscheid maken tussen kleine en grote budgetten die in een kantooromgeving beheerd moeten worden.
  2. Je kunt een begroting opstellen voor een brunch, waarbij een weloverwogen keuze wordt gemaakt binnen het budget voor producten, aantallen en de leverancier.
  3. Je kunt een budget bewaken, signaleert mogelijke knelpunten en doet zo nodig een wijzigingsvoorstel.
  4. Je kunt een lief-en-leedpot van een organisatie beheren.
  5. Je kunt het kasboek van een kleine kas bijwerken en verantwoorden.

Slide 22 - Diapositive

Deze dia introduceert de belangrijkste leerdoelen van de les. Herhaal deze leerdoelen aan het eind van de les om te controleren of de studenten ze hebben begrepen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 23 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 24 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 25 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.

Slide 26 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions