WerkwoordspellingAlgSpelling320CH

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Werkwoordspelling

QUIZ werkwoordspelling

Tegenwoordige tijd: stam / stam+t / hele werkwoord

Verleden tijd: TaXi KoFSCHiP

Staat de laatste letter van de stam erin?

Ja-> stam+t                                Nee-> stam+d

Voltooid verleden tijd: TaXi KoFSCHiP

Ja-> ge/be/ver-woord+t           Nee-> ge/be/ver-woord+d

Schrijf zoveel mogelijk voltooid deelwoorden op.

Wanneer eindigt een voltooid deelwoord op een 'd' en wanneer op een 't'?

TaXi KoFSCHiP

Verleden tijd:

Staat de laatste letter van de stam erin?

Ja-> stam + t                 Nee-> stam + d

Voltooid verleden tijd:

Staat de laatste letter van de stam erin?

Ja-> ge/be/ver-werkwoord + t

Nee -> ge/be/ver/werkwoord + d

't Sexy Fokschaap

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt
4. gebeurdde

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!

1. betekend
2. betekent
3. betekende
4. betekente

Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.

1. besteden
2. besteede
3. besteedden
4. besteeden

Kies het juiste werkwoord:

"Het vliegtuig ..."

1. land
2. landt
3. lant

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën

1. barbecuedde
2. barbecuede
3. barbecuete
4. barbecuette

Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.

1. antwoorde- verzuchtte
2. antwoordde, verzuchtte
3. antwoordde-verzuchte
4. antwoorde-verzuchte

(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?

1. Word
2. Wordt

Ik (vermoeden) dat jij dat ook niet echt grappig (vinden).

1. vermoet, vind
2. vermoedt, vindt
3. vermoed, vindt
4. vermoed, vind

Engelse werkwoorden

De miljonairsdochter is door drie onbekende mannen (kidnappen)

1. kidgenapt
2. gekidnapt
3. gekidnapped
4. gekidnapd

Engelse werkwoorden

Zet het werkwoord in de verleden tijd
Hij ... (barbecueën)

1. barbecude
2. barbecuede
3. barbecuedde
4. barbecudde

Engelse werkwoorden

Zet het werkwoord in de verleden tijd
Hij ... (racen)

1. racte
2. racette
3. racde
4. racete

Engelse werkwoorden

Zet het werkwoord in de verleden tijd
Hij (deleten)

1. hij deletete
2. hij delet
3. hij delette
4. hij deletette

werkwoordspelling tegenwoordige tijd werkwoordspelling

1. Hij zaagd het hout..
2. Hij zaagt het hout.
3. Hij zaagdt het hout.

werkwoordspelling

1. Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren.
2. Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

werkwoordspelling

1. Het hout is opgebrandt.
2. Het hout is opgebrand.

Werkwoordspelling

1. De oude man verstuurt de brief.
2. De oude man verstuurd de brief.

Werkwoordspelling

1. Hoe oud word je moeder morgen?
2. Hoe oud wordt je moeder morgen?

werkwoordspelling

1. hij niestte toen hij peper in zijn neus kreeg
2. hij nieste toen hij peper in zijn neus kreeg
3. hij niesde toen hij peper in zijn neus kreeg
4. hij niesden toen hij peper in zijn neus kreeg

werkwoordspelling (tt)
Hij (besteden) veel tijd aan werkwoordspelling.

1. besteed
2. besteedt
3. besteden

Werkwoordspelling

1. Zij heeft het huis geverft
2. Zij heeft het huis geverfd

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
Inloggen -

1. Bob logt in en downloadt een document.
2. Bob logd in en download een document.
3. Bob logt in en download een document.
4. Bob logt in en downloat een document.

Werkwoordspelling

1. Hij heeft de boel belazerd.
2. Hij heeft de boel belazert.

werkwoordspelling

1. Gisteren verhuisden we naar Waalwijk.
2. Gisteren verhuisten we naar Sprang-Capelle.
3. Gisteren zijn we naar Drunen verhuisd.
4. Gisteren zijn we naar Waspik verhuist.