Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 25 min
Éléments de cette leçon
Verhaalsommen kerst
Slide 1 - Diapositive
Merel koopt 6 kaartjes voor het ballet "De Notenkraker". Eén kaartje kost 12 euro. Hoeveel moet ze betalen?
Slide 2 - Question ouverte
Elise maakt kerstkransen en verkoopt die voor het goede doel. Ze verkoopt 14 kerstkransen. Eén kerstkrans kost 7 euro. Hoeveel geld heeft ze verdiend?
Slide 3 - Question ouverte
De elfjes hebben 624 kerstkoekjes gebakken. Ze stoppen er steeds 4 in een zakje. Hoeveel zakjes kunnen ze vullen?
Slide 4 - Question ouverte
Op de kerstmarkt worden 10 kerstbomen verkocht. Eén kerstboom kost 20 euro. Hoeveel geld heeft de verkoper gekregen?
Slide 5 - Question ouverte
Juf pakt cadeautjes in voor de klas. Voor elk cadeautje heeft ze 30 cm papier nodig. Ze heeft een rol van 300 cm. Hoeveel cadeautjes kan ze hiermee inpakken?
Slide 6 - Question ouverte
De kerstman heeft 8 rendieren. Ieder rendier eet 2 kilo rendiermos per dag. Hoeveel eten ze in totaal in 1 dag?
Slide 7 - Question ouverte
Alex koopt kerst cadeaupapier voor 3 euro per rol. Hij heeft 9 rollen nodig om al zijn cadeaus in te pakken. Hoeveel moet hij betalen?
Slide 8 - Question ouverte
Mike gaat kerstsokken kopen. Eén paar sokken kost 3 euro. Mike heeft 21 euro in zijn portemonnee. Hoeveel sokken kan hij kopen?
Slide 9 - Question ouverte
Emma koopt kerstballen. Ze kosten 3 euro per pakje en Emma koopt 6 pakjes. Hoeveel moet Emma betalen?
Slide 10 - Question ouverte
De kerstman heeft 24 kilo rendiervoer. In elke voerbak doet hij 4 kilo. Hoeveel voerbakken kan hij vullen?
Slide 11 - Question ouverte
Roel heeft 8 rondjes geschaatst. Elk rondje is 400 meter. Hoeveel meter heeft Roel geschaatst?
Slide 12 - Question ouverte
Freek koopt 14 nieuwe kerstmutsen. Eén kerstmuts kost 7 euro. Hoeveel moet Freek betalen?
Slide 13 - Question ouverte
De kerstman gaat kerstsokken vullen. In elke sok stopt hij 4 cadeautjes. Hij heeft 36 cadeautjes bij zich. Hoeveel sokken kan hij vullen?
Slide 14 - Question ouverte
Ik wil peperkoekmannetjes kopen. Ik heb 12 euro in mijn portemonnee. 1 Mannetje kost 2 euro. Hoeveel kan ik er kopen?