herhaling

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Organismen

Alle levende wezens:

* schimmels

* planten

* dieren (jijzelf)

* bacteriën

NB: Een organisme hoeft niet altijd alle levenskenmerken te laten zien. 

reageren op prikkels

De levenscyclus van een soort

Zolang individuen blijven voortplanten zal de levenscyclus van een soort blijven bestaan.

De levensloop van één individu 

Één enkel organisme noemen we een individu

* 1 mens

* 1 kikker

* 1 vlinder

Levensloop: van jong tot oud

Organenstelsel: samenwerkende organen met 1 gezamenlijke functie

organisme -  organenstelsel- orgaan -  weefsel - cel

Onderdelen Microscoop

Dierlijke cel

Plantaardige cel

DNA

Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.

DNA=informatie voor al je erfelijke eigenschappen.

Een gen is een stukje DNA.

Cellen gebruiken alleen de genen die ze nodig hebben.

Geslachtscellen en cellen

In een eicel zitten 23 chromosomen.

In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel deelt zichzelf op. 

Als de cel zich deelt, deelt hij ook de chromosomen. 

In al jouw cellen zitten daardoor 46 chromosomen, waarin dezelfde bouwbeschrijving' staat. 

(Alleen de zaadcellen en eicellen dus niet.)

chromosomenkaart

je krijgt 23 chromosomen van je vader (blauw), en 23 van je moeder (roze), samen 46 chromosomen

paar 23 = geslachtschromosomen

Celdeling/mitose

Celdeling/

mitose en chromosomen

• In de celkern zitten de chromosomen (erfelijke aanleg)
• Iedere cel moet dezelfde eigenschappen hebben
• De chromosomen worden gekopieerd.

Celdeling/

mitose en chromosomen