4.8 Spelling K3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Op avontuur

Lesdoelen

-Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is.

-Ik kan een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.

Bijvoeglijk naamwoord

• Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.   

De blauwe schoen.

Dian schreef een keurige mail.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

1. schreef
2. een
3. keurige
4. Dian

Het oude huis staat op een berg.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

1. oude
2. berg
3. staat
4. huis

Wat zijn voorbeelden van stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?

1. Lieve, drukke, mooi
2. Ijzeren, gouden, wollen

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt op -en. 

Een zilveren ring    

Uitzondering: Als het bewerkt materiaal is, schrijf je alleen het woord.

De tas is van plastic.

Het is een plastic tas. Dus geen plasticEN tas. 

(Tip: als het geen Nederlands woord is --> nylon)

1. Een gouden kettinkje.
2. De drukke hond.
In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. Zin 1
2. Zin 2

Wij hebben thuis een eiken tafel en een rieten dak. Wat zijn stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?

1. Thuis en dak
2. Eiken en rieten
3. hebben en tafel

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Je kunt ook een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.

Het eten is aangebrand. 

 Het aangebrande eten.

Je schrijft het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Let op: schrijf het zo kort mogelijk! 

zo kort mogelijk.

Het schilderij is gestolen.
Het ... schilderij.

Het huis is afgebrand.
Het ... huis.

Het uur is verzet. Het ...... uur.

Het ijsje is gesmolten. Het .... ijsje.

Er is veel geld aan besteed. Het ..... geld.

Deel 2

Maak een zin met ....

koper

porselein

papier

zilver

nylon

karton

riet

...en gebruik het als stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

wol

polyester

leer

aluminium

goud

plastic

katoen

De kinderen zijn verdwaald.
De ........ kinderen

De sleutel wordt gezocht.
De ..... sleutel.

Het gebouw is verwoest.
Het .... gebouw.

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.

Wij hebben de wedstrijd gewonnen.

De  ..... wedstrijd.

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.

Mats heeft het cadeau ingepakt.

Het  ... cadeau.

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.

De ... (vebreden) weg.

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.

De ... (verbranden) hand.

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:

De ... (maken) afspraak.

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in.

Het ... (bezetten) kasteel werd door het leger ontruimd.

bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord (bijvoeglijk naamwoord)

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:

Het ... (bevriezen) water.

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
De ... (vinden) voorwerpen worden bewaard bij de balie.

Wat vond je van deze opdracht?

😒🙁😐🙂😃