4.4 Straling

• Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Planning

SO atomen

Uitleg 4.4 straling

Lesdoel

Je leert:

• Wat straling is
  
• welke soorten straling er zijn
  
• hoe straling wordt gebruikt
  
• Hoe jij je tegen straling kunt beschermen
  

4.4 Straling

Wat is straling volgens jou?

Pak je aantekeningen schrift

en schrijf mee!!!!

Wat is straling?

1. De meeste atoomkernen zijn stabiel
   
2. Sommige atoomkernen zijn instabiel
   
3. De verhouding protonen/neutronen klopt niet
   
4. De atoomkern zendt dan straling uit om weer stabiel te worden
   
5. Massagetal en atoomnummer veranderen
   

Eerst even herhalen:
atoomnummer = het aantal

1. Protonen
2. Neutronen
3. Elektronen

Het massagetal (relatieve atoommassa ) =

1. Neutronen + elektronen
2. Protonen + neutronen
3. Protonen + elektronen

Het aantal elektronen =

Een voorbeeld

• Radium heeft atoomnummer 88, massagetal 226
  
• Hij is instabiel en wil deeltjes kwijt
  
• Er schieten 2 protonen en 2 neutronen weg ( Helium deeltje)
  
• Het atoomnummer verandert
  
• Er ontstaat Radon
  
• atoomnummer 86, massagetal 222
  
• Het radium deeltje is radioactief
  

Even oefenen, Het radioactieve isotoop plutonium Pu-239, zendt straling uit, wat ontstaat er?
Tip: 239 = massagetal
het atoomnummer = 94

Soorten straling

• Deeltjesstraling
        Alfa (α): 2 protonen, 2 neutronen (Heliumdeeltjes)  Klein doordringend vermogen.
        Bèta (β): elektronen. Redelijk doordringend vermogen.
• Elektromagnetische straling 
        Gamma (ϒ): golven .    Groot doordringend vermogen.                                                                  GEVAARLIJK!

De drie soorten straling en hun eigenschappen

Röntgen straling

Ook een vorm van elektromagnetische straling, minder gevaarlijk dan gamma straling.

Bescherming tegen straling

De hoeveelheid straling beperken

beschermende tussenstof gebruiken

afstand houden tot de stralingsbron

Welke 3 soorten straling heb je nu geleerd?

Aan de slag!

1. 90 t/m 113 van paragraaf 4.4
   
2. Dit mag samen
   
3. Vragen? kijk in je boek, vraag een ander, vraag mij
   
4. We werken tot 10:35
   
5. De opdrachten moeten volgende les af zijn
   
6. We kijken dan samen na