Geluid

Geluid
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Geluid

Slide 1 - Diapositive

Geluid les 1, Doelen:
13.1.1 Je kunt uitleggen hoe het geluid van een geluidsbron bij je oren komt. 
13.1.2 Je kunt uitleggen hoe de conus van een luidspreker in trilling wordt gebracht. 
13.1.3 Je kunt berekeningen uitvoeren met de geluidssnelheid, de tijd en de afstand. 
13.1.4 Je kunt uitleggen waarom je een echo iets later hoort dan het directe geluid. 
13.1.5 Je kunt toelichten hoe je met een echolood de diepte van de zee kunt bepalen. 

Slide 2 - Diapositive

Planning
  1. Wat weten we nog van vorige les?
  2. Nieuwe stof: geluid horen, snelheid berekenen, echo's
  3. Maakwerk
  4. Evalueren

Slide 3 - Diapositive

Met condensatorplaten kun je...
A
... water opslaan
B
... warmte opslaan
C
... energie opslaan
D
... elektrolyse toepassen

Slide 4 - Quiz

Waarvoor gebruik je een condensator in een schakeling?
A
Een condensator gebruik je nooit
B
Om de stroom door te laten lopen nadat je uitschakelt
C
om de lamp op je fiets aan te laten gaan
D
als schakelaar in een schakeling

Slide 5 - Quiz

Welke grafiek geeft het beste weer hoe de spanning van een condensator daalt?

A
links
B
midden
C
rechts

Slide 6 - Quiz

Een condensator geeft een constante spanning
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Een condensator heeft doorgaans een grootte opslagcapaciteit.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Je sluit de schakelaar enige tijd. Daarna zet je de schakelaar weer open.
A
Dan gaat het lampje steeds zachter branden
B
Dan blijft het lampje gewoon branden
C
Dan gaat het lampje direct uit
D
Dan gaat de condensator kapot

Slide 9 - Quiz

In deze schakeling zit een condensator. Op welke manier beïnvloed de condensator deze schakeling?
A
De zoemer gaat aan als de schakelaar open is.
B
Er is minder stroom voor de zoemer nodig.
C
De zoemer gaat harder zoemen.
D
De zoemer blijft even doorgaan als de schakelaar open gaat.

Slide 10 - Quiz

Waar kan je een condensator
het best mee vergelijken?
A
Lamp
B
Transistor
C
Dynamo
D
Batterij

Slide 11 - Quiz

Geluid

Slide 12 - Carte mentale

Geluid is...
  • een trilling (let maar op;))
  • heeft altijd een bron nodig, iets dat de trilling veroorzaakt
  • heeft iets nodig om doorheen te reizen ( let maar op;))
  • verplaatst zich als een golf

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Geluidsbron
Geluid ontstaat door het trillen van een geluidsbron.
  • stembanden in je keel
  • snaren van een gitaar
  • conus van een luidspreker
  • de motor van een scooter
  • aanslaan van een stemvork

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Demo's
Stemvork
Zelfgemaakte speaker

Hoe werkt een luidspreker?

Slide 17 - Diapositive

Geluid komt uit .....
A
een geluidsbron
B
een lichtbron
C
je oren

Slide 18 - Quiz

Wat is geluid?
A
Geluid is een trilling, een golf zoals licht.
B
Geluid is energie
C
Geluid is een kracht
D
Geluid is een deeltje zoals water

Slide 19 - Quiz

0

Slide 20 - Vidéo

drukverandering

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Geluid kan zich niet verplaatsen in
A
Vaste stoffen
B
Gassen
C
Luchtledige
D
Vloeistoffen

Slide 25 - Quiz

geluid verplaats door.....
A
Muziek
B
elektronen
C
Golven

Slide 26 - Quiz

De geluidssnelheid is het grootst in?
A
Vaste stoffen
B
Vloeistoffen
C
Gassen

Slide 27 - Quiz

Bij de volgende vragen ben je je aantekeningen schrift nodig.
Je maakt de opdrachten in je aantekeningen schrift in de les gaan we ze behandelen.

Slide 28 - Diapositive

Gebruik het 5-stappenplan

Slide 29 - Diapositive

Gebruik het 5-stappenplan

Slide 30 - Diapositive

Aantekening 1 paragraaf 13.1
Geluidsbronnen maken trillingen in een tussenstof.
Zonder tussenstof kunnen de trillingen je oor niet bereiken. Iedere tussenstof heeft een andere geluidssnelheid. In lucht is dit ongeveer 343m/s.
 s = v * t               afstand = snelheid * tijd
 v in meter per seconde (m/s) en t in seconde (s) dan krijg je s in meters (m).


Slide 31 - Diapositive

Oefensommen
1. Het geluid van een helikopter doet er 15 seconden over om bij Pieters oor te komen. Wat is de afstand in km tussen de helikoper en het oor van Pieter?

2. De haan van boer Harm zit 20 meter van Harm vandaan. Hoelang doet het geluid erover om bij het oor van boer Harm te komen?
3. Hoeveel minuten is dat?

Slide 32 - Diapositive

Maakwerk
m. 1 t/m 4 + 7, 10 par 13.1

Slide 33 - Diapositive

Evalueren

Slide 34 - Diapositive

Alles wat geluid maakt, noem je een geluid-bron.
A
waar
B
niet waar

Slide 35 - Quiz

Geluid in de ruimte
Hoe klinkt het geluid van de gitaar op de maan?
A
Hetzelfde als op aarde.
B
Zachter dan op aarde.
C
Je hoort de gitaar niet.
D
Hoger dan op aarde.

Slide 36 - Quiz

Een luidspreker is een geluidsbron.
Wat trilt er bij een luidspreker als hij geluid maakt?

A
de stembanden
B
de snaren
C
de conus
D
de klankkast

Slide 37 - Quiz

Geluid kan zich niet verplaatsen in
A
Vaste stoffen
B
Gassen
C
Luchtledige
D
Vloeistoffen

Slide 38 - Quiz

In een luidspreker zit een permanente magneet.
A
waar
B
niet waar

Slide 39 - Quiz

Wat is geluid?
A
Geluid is een trilling, een golf zoals licht.
B
Geluid is energie
C
Geluid is een kracht
D
Geluid is een deeltje zoals water

Slide 40 - Quiz

De geluidssnelheid is het grootst in?
A
Vaste stoffen
B
Vloeistoffen
C
Gassen

Slide 41 - Quiz


Tussen het uitzenden van het geluid en het ontvangen van de echo zit 0,42 s. 
Hoe diep is de zee?
A
72 m
B
144 m
C
317 m
D
634 m

Slide 42 - Quiz