Praktische opdracht na Unité 2

Bonjour!!!!
On commence dans.....
Aan het einde van deze les ....
  • .... Ben ik een stuk opgeschoten met mijn praktische opdracht
  • ...  Heb ik nieuwe woorden in mijn persoonlijke woordenlijst gezet.
  • .... Heb ik het eerste deel aan mevr. Greving laten zien.

1.   De les duurt 45 min 
2.  Je hebt nodig: laptop; lesson up app, schrift, pen
3.  Je mobiel zit in je kluis, je spullen liggen op je tafel, je let op wanneer de docent wil beginnen
timer
1:00
La semaine 10: mardi le quatre mars en mercredi le cinq mars
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Bonjour!!!!
On commence dans.....
Aan het einde van deze les ....
  • .... Ben ik een stuk opgeschoten met mijn praktische opdracht
  • ...  Heb ik nieuwe woorden in mijn persoonlijke woordenlijst gezet.
  • .... Heb ik het eerste deel aan mevr. Greving laten zien.

1.   De les duurt 45 min 
2.  Je hebt nodig: laptop; lesson up app, schrift, pen
3.  Je mobiel zit in je kluis, je spullen liggen op je tafel, je let op wanneer de docent wil beginnen
timer
1:00
La semaine 10: mardi le quatre mars en mercredi le cinq mars

Slide 1 - Diapositive

Praktische opdracht na Unité 2
We gaan aan het werk met een praktische opdracht:
Wat? Je gaat een gesprek maken en voeren over je vakantie.
Hoe? Dit doe je in tweetallen.
Hoeveel lessen? Voorbereiding 2 en 3e les presenteren.


Slide 2 - Diapositive

Dit is les 2 voor de praktische opdracht
- Zorg dat je deze les de zinnen zo goed als af hebt.
- Ik zal bij jullie komen kijken hoever jullie zijn en ik zal verbeterpunten aangeven, ook kun je nog vragen stellen.
- Bij serieus en rustig werken 0,5 bonuspunt te verdienen.
- Gebruik de lesson up in magister als hulpmiddel en het woordenboek.
- Klaar? gesprek leren, of mk opdr. 4,5,6 Unité 3

Slide 3 - Diapositive

Nog even voor de duidelijkheid:

- Wordt er goed gewerkt - smiley
- 3e waarschuwing gele brief
- Inkomen di 1e uur

Bonne chance!!

Slide 4 - Diapositive

PO na unité 2

Wat: Je maakt een gesprek over je vakantie. Het gesprek ga je in de klas presenteren.
Wie: groepjes van 2, 1 persoon stelt de vragen + 1 persoon geeft antwoord
Situatie: je bent in gesprek met een vriend. Iemand verteld over zijn vakantie, wat hij/zij gedaan heeft.
Eisen:
- Gesprek goed beginnen en eindigen
- 10 zinnen per persoon
- Het wordt verteld over de vakantie (bijvoorbeeld: met wie, waar of welke activiteiten, etc.)
- en iets over elektronica (bijvoorbeeld: laptop, wifi, mobiel, etc.)
- De passé composé (de voltooide tijd) wordt gebruikt
Beoordeling:
20 points -> voldoet aan de instructies hierboven
40 points -> kwaliteit van de Franse taal (woordenschat + grammatica)
40 points -> uitspraak
 





















Slide 5 - Diapositive

Praten over je vakantie/weekend
  • Vertel over meerdere dagen
  • wanneer, waar, wat, wie, ...
  • In de p.c. voor de acties
    --> J'ai mangé 
  • In de imparfait hoe het was
    --> c'était bon

Slide 6 - Diapositive

Je suis allé(e) ...
J'ai été ...
J'ai passé mes vacances ...
Je suis resté ...

Espagne
France
Allemagne
Suisse
Angleterre
Pays-Bas
Maroc
Canada
Belgique

Slide 7 - Diapositive

in/naar + land


werkwoorden: les verbes
en / au / aux + land




le passé composé
voltooid verleden tijd
vvt



Slide 8 - Diapositive

Voor een stad of een dorp vertaal je in en naar met 
à + naam van de woonplaats



Voor een land of werelddeel vertaal je in en naar met au (mannelijk enkelvoud), en (vrouwelijk enkelvoud) of aux (meervoud).
Voor een stad of een dorp vertaal je in en naar met 
- à + naam van de woonplaats


Voor een land of werelddeel vertaal je in en naar met 
- au (mannelijk enkelvoud)
- en (vrouwelijk enkelvoud)
- aux (meervoud).

Slide 9 - Diapositive

Je suis allé(e) ...
J'ai été ...
J'ai passé mes vacances ...
Je suis resté ...

Espagne
France
Allemagne
Suisse
Angleterre
Pays-Bas
Maroc
Canada
Belgique

Slide 10 - Diapositive

se présenter

- waar ben je op vakantie geweest?
- J'ai été [en / au / aux + land]
- hoelang zijn jullie gebleven?
- Nous sommes restés ... semaines / jours.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

TB p. 10

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Wanneer tussen haakjes....?

Slide 15 - Diapositive

Je suis allé(e) ...
J'ai été ...
J'ai passé mes vacances ...
Je suis resté ...

Espagne
France
Allemagne
Suisse
Angleterre
Pays-Bas
Maroc
Canada
Belgique

Slide 16 - Diapositive

Demander l'opinion...
De werkwoorden die je kunt gebruiken
om de mening van iemand te vragen:
  •                                   = vinden
  •                                   = denken
  •                                   = houden van/                                             leuk vinden
  •                                   = liever hebben

Voorbeeldvragen
  • ....
  • ....
De werkwoorden in een vraag gebruiken:

  •                                          = Hoe                                
  •                                           = Wat

Slide 17 - Diapositive

Donner l'opinion...
Je trouve que ......
Je pense que ......




c’est intéressant
c’est dingue
c’est marrant



J’aime beaucoup
C’est joli, je trouve
J’adore ça
Je trouve ça formidable




c’est nul
c’est dingue
c’est bizarre
c’est horrible!
c’est moche

Je déteste
Je n'aime pas
Je préfère .........



Slide 18 - Diapositive

Les questions...
  1. Wat heb je gedaan tijdens de vakantie? (antwoord minimaal 3 dingen)
  2. Hoe laat ben je opgestaan tijdens de vakantie? (antwoord met de tijd die het meestal was)
  3. Wat heb jij gegeten tijdens de vakantie? (antwoord met minimaal 2 verschillende gerechten)
  4. Stel 2 meningsvragen over Lille.
  5. Stel een vraag om een beschrijving van de dag in Lille te krijgen. (antwoord met 2 verschillende zinnen met 2 verschillende werkwoorden)


Schrijf elke vraag in het Frans op een apart kaartje.
Schrijf op elke kaartje jouw antwoord in het Frans op de achterkant.

Slide 19 - Diapositive

Les questions...
Wat heb je gedaan tijdens de vakantie? (antwoord minimaal 3 dingen)
  • Qu'est ce que tu as fait pendant les vacances? J'ai ....+ voltooid deelwoord + rest van de zin.

Hoe laat ben je opgestaan tijdens de vakantie? (antwoord met de tijd die het meestal was)
  • À quelle heure tu t'es levé(e) pendant les vacances? Je me suis levé(e) à + kloktijd.

Wat heb jij gegeten tijdens de vakantie? (antwoord met minimaal 2 verschillende gerechten)
  • Qu'est ce que tu as mangé pendant les vacances? J'ai mangé + lidwoord (du/de la/des)+ gerecht.




Slide 20 - Diapositive