Les 2

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Les 2

1. persoonlijke voornaamwoorden

2. werkwoord ser

3. werkwoord llamarse

4. luisteropdracht

1. Persoonlijke voornaamwoorden

ik	yo
jij	tú
hij - zij - u	él - ella - usted
wij	nosotros/-as
jullie	vosotros/-as
zij meervoud - u meervoud	ellos - ellas - ustedes

2. werkwoord ser - zijn

ik ben	(yo) soy
jij bent	(tú) eres
hij is	(él) es
zij is	(ella) es
u bent	(usted) es

ww ser - 3de pers. ev.

De persoonlijk voornaamwoorden staan niet altijd letterlijk in de zin!

Voorbeelden: 

de tafel is - la mesa es

Marina is - Marina es

het boek is - el libro es

Javier is - Javier es

3. werkwoord llamarse - heten

ik heet	(yo) me llamo
jij heet	(tú) te llamas
hij heet	(él) se llama
zij heet	(ella) se llama
u heet	(usted) se llama

Geef de juiste variant: soy / eres / es
Yo ... profesora

Geef de juiste variant: soy / eres / es
Mi madre ... médica

Geef de juiste variant: soy / eres / es
El libro ... verde

Geef de juiste variant: soy / eres / es
Tú ... simpático

Geef de juiste variant: me llamo / te llamas / se llama

Mi madre ... ...... Ana

Geef de juiste variant: me llamo / te llamas / se llama

¿Cómo ... ....... (tú)? Me llamo Vicente

Sleep het antwoord naar de juiste plek!

3.  Yo...................de España.

1. Tú................... Pedro.

2. Pedro............. profesor.

5. Yo ......   ......... Carlos.

4. Mi hermano (mijn broer) ...................... Javier.

6. Tú......................... argentino.

soy

te llamas

es

se llama

me llamo

eres

Sleep de persoonlijk voornaamwoorden naast elkaar 

Pedro y tú ...............

Mis padres

Yo y mi hermano

Tú .......

Camilo 

Wij

Jij

Ze (mv)

Jullie

Hij

4. Luisteropdracht

1. Ga naar its learning - vak MVT - bronnen - Spaans

2. Open de woordenlijst en lees deze even door.

3. Gebruik de woordenlijst om de luisteropdracht te maken.

4. Je mag het fragment zo vaak luisteren als je wilt / nodig hebt.

5. Beantwoord de vragen (dit mag zowel in het NL als in het SP, wat jij fijner vindt)

1. Wie is 8 jaar oud?

2. Wie komt er uit Sevilla?

3. Wie is een goede leerling?

4. Hoe oud is Beatriz?

5. Hoe oud is Daniel?

6. Hoe heet het broertje van Beatriz?

Huiswerk voor 26 mei

1. Woordenlijst leren (zie its learning).

2. Alle opdrachten maken van deze les (les 2).

3. Les 1 doornemen / leren.

Succes! - ¡Mucha suerte!