2T/2AH - Les 2

Wiederholung 6, 7 und 8
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wiederholung 6, 7 und 8

Slide 1 - Diapositive

Werkwoorden vervoegen

Slide 2 - Diapositive

kosten
retten
baden
heiraten
bluten
melden
trösten
chatten

Slide 3 - Question de remorquage

Wat valt je op aan de werkwoorden uit de vorige oefening?

&

Wat is de regel ook alweer?

Slide 4 - Diapositive

..... (Singen) du gerne Popsongs?

Slide 5 - Question ouverte

Der Film ..... (enden) um 8 Uhr.

Slide 6 - Question ouverte

der/die/das

ein/eine

bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Diapositive

manne-
lijk
vrouwe-
lijk
onzijdig
meer-
voud
der/ ein
die/ eine
das/ ein
die/ keine

Slide 8 - Question de remorquage

Frau (v)
Mann (m)
Kind (o)
Kinder (mv)
Kombiniere die Artikel mit den Nomen
der
die
die
das
ein
ein
eine
keine

Slide 9 - Question de remorquage

Habt ihr _________ Mann (m) gesehen?
Die Polizei sucht _________ Frau (v).
Im wasser schwimmt _________ Kind (o).
_________ Eltern (mv) sind sehr streng.
_________ Hund (m) isst das Futter
ein
ein
eine
eine
ein

Slide 10 - Question de remorquage

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin:
Was ist sein Name ?
A
Was
B
ist
C
sein
D
Name

Slide 11 - Quiz

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een
extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 12 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord wordt op dezelfde manier vervoegd als
"ein"
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Sleepvraag. Sleep de juiste woorden naar elkaar toe.
mijn
onze
jullie
hun
jouw
zijn
haar
uw
unser
sein
mein
euer
ihr
dein
ihr
Ihr

Slide 14 - Question de remorquage

Bezittelijk voornaamwoord:
Wat is de betekenis van 'jouw'?
A
mein / meine
B
dein / deine
C
sein / seine
D
ihr / ihre

Slide 15 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
Kies het juiste antwoord.
mijn ... Vater
A
mein
B
meine

Slide 16 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
Kies het juiste antwoord.
onze ... Lehrerin
A
unser
B
unsere

Slide 17 - Quiz

Dies ist (mijn)…...Buch (o)


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 18 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord

Das sind (onze) Eltern (mv)
A
meine
B
dien
C
ihre
D
unsere

Slide 19 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Das ist ( uw) Fahrrad (o).
A
ihr
B
Ihre
C
ihre
D
Ihr

Slide 20 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar) Freundin (v).
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure

Slide 21 - Quiz

Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Dies ist (mijn)…...Buch (o)


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 22 - Quiz

können, müssen, dürfen, wissen, sollen, wollen, mögen

Slide 23 - Diapositive

Sleepvraag. Sleep de juiste woorden naar elkaar toe.
mogen
moeten (wil van ander)
willen
kunnen
zou graag willen
leuk vinden, lusten
moeten (kan niet anders)
weten
sollen
mögen
dürfen
wollen
müssen
möchten
können
wissen

Slide 24 - Question de remorquage

Slide 25 - Diapositive

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
Können
kannst
kann
könnt
können
können
kann

Slide 26 - Question de remorquage

... (können) du das auch!
A
kann
B
Kannst
C
können
D
könnt

Slide 27 - Quiz

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
dürfen
darfst
darf
dürft
dürfen
dürfen
darf

Slide 28 - Question de remorquage

Ich (dürfen) ..... Auto fahren.
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft

Slide 29 - Quiz

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
müssen
musst
muss
müsst
müssen
müssen
muss

Slide 30 - Question de remorquage

(müssen) ich morgen zur Schule ?
A
müssen
B
musst
C
müsst
D
muss

Slide 31 - Quiz

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wissen
weißt
weiß
wisst
wissen
wissen
weiß

Slide 32 - Question de remorquage

Er (wissen) nicht wo er ist.
A
weiß
B
weißt
C
wißt
D
wissen

Slide 33 - Quiz

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
sollen
sollst
soll
sollt
sollen
sollen
soll

Slide 34 - Question de remorquage

Ihr (sollen) ……... eure Hausaufgaben machen.

Slide 35 - Question ouverte

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wollen
willst
will
wollt
wollen
wollen
will

Slide 36 - Question de remorquage

Du [wollen] Bäckerin werden?
A
will
B
willst
C
wollt
D
wollen

Slide 37 - Quiz

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
mögen
magst
mag
mögt
mögen
mögen
mag

Slide 38 - Question de remorquage

(Mögen) ... du Schokolade
A
mag
B
magst
C
mögt
D
mögen

Slide 39 - Quiz

Weektaak:

Wiederholung 8
(Seite 162-165)

Slide 40 - Diapositive