EINDE SCHOOLJAAR herhalingsquiz

EINDE SCHOOLJAAR herhalingsquiz
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeSecundair onderwijs

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

EINDE SCHOOLJAAR herhalingsquiz

Slide 1 - Diapositive

De formule om het volume van een kubus te berekenen is
A
l . b . h
B
C

Slide 2 - Quiz

Hoeveel dm³ past in een kubus
van 1 m³?

Slide 3 - Question ouverte

Bereken het volume.
A
150 dm³
B
18 dm³
C
180 dm
D
180 dm³

Slide 4 - Quiz

Wat is NIET gelijk aan 1 liter?
A
100 cl
B
1 dm³
C
100 cm³
D
10 dl

Slide 5 - Quiz

De formule om de inhoud van een cilinder te berekenen is
A
r3
B
2.r.π.h
C
r2.π
D
r2.π.h

Slide 6 - Quiz

Geef de formule:
p ruit =

Slide 7 - Question ouverte

A rechthoek =
A
l . b
B
l + b
C
2 . (l+b)
D
2 . l + 2 . b

Slide 8 - Quiz

p cirkel =
A
d.π
B
2.r.π
C
r.r.π
D
r.π

Slide 9 - Quiz

1 ha =
A
1 hm
B
1 m²
C
1 hm²
D
100 hm²

Slide 10 - Quiz

Elke kubus is een balk
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 11 - Quiz

Hoeveel kubussen telt deze stapel?

Slide 12 - Question ouverte

Dit is de ontwikkeling van een
dobbelsteen.
Hoeveel stippen telt het grensvlak x?

Slide 13 - Question ouverte

Dit is de ontwikkeling
van een balk.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 14 - Quiz

Hoeveel ribben telt een balk?

Slide 15 - Question ouverte

Vul de juiste benaming in:
breuken met dezelfde positieve noemer zijn ...

Slide 16 - Question ouverte

Breuken met dezelfde absolute waarde, maar een verschillend teken
A
OMGEKEERDE breuken
B
TEGENGESTELDE breuken
C
GELIJKNAMIGE breuken
D
GELIJKE breuken

Slide 17 - Quiz

Een breuk waarbij de teller en de noemer een verschillend teken hebben is
A
positief
B
negatief

Slide 18 - Quiz


7245=
A
1615
B
75
C
85
D
89

Slide 19 - Quiz

-0,35 =
A
5017
B
205
C
1035
D
207

Slide 20 - Quiz

Het product van twee omgekeerde breuken is

Slide 21 - Question ouverte

De som van twee tegengestelde breuken is

Slide 22 - Question ouverte

Geef de juiste benaming (met lidwoord!):
in de vergelijking a - 3 = 5
noemen we a ...

Slide 23 - Question ouverte

Geef de juiste benaming (met lidwoord!):
in de vergelijking a - 3 = 5
is a - 3 ...

Slide 24 - Question ouverte

In de vergelijking a - 3 = 5 is de oplossing gelijk aan

Slide 25 - Question ouverte

Van welke vergelijking is het getal 4 een oplossing?
A
2x = 6
B
x + 2 = 6
C
-2x = 8
D
5 - x = 9

Slide 26 - Quiz

Van welke vergelijking is het getal -10 een oplossing?
A
9x = -90
B
x - 6 = 16
C
-5x = -50

Slide 27 - Quiz

Een bewerking met getallen en letters is een ... (lidwoord!)

Slide 28 - Question ouverte

In de lettervorm -15xy is -15 ... (lidwoord!)

Slide 29 - Question ouverte

Het letterdeel in 0,6a²b is
A
B
a²b
C
ab
D
0,6a²b

Slide 30 - Quiz

20a - 36a =

Slide 31 - Question ouverte

-9x . 7y =

Slide 32 - Question ouverte

7ab . 6ab =
A
42ab
B
42a²+b²
C
42ab²
D
42a²b²

Slide 33 - Quiz

-19x + 19x =

Slide 34 - Question ouverte

2a - a - 2b - b =
A
a + 3b
B
a - b
C
a - 3b
D
-3a - 3b

Slide 35 - Quiz

a (b+c) =
A
ab - c
B
ab - ac
C
abc
D
ab + ac

Slide 36 - Quiz

-(-x+y) =

Slide 37 - Question ouverte

Schrijf als een vergelijking:
het dubbel van een getal is 40
A
x + 2 = 40
B
2x = -40
C
2x = 40
D
x : 2 = 40

Slide 38 - Quiz

Schrijf als een vergelijking:
Het verschil van een getal en 15 is -6
A
x + 15 = -6
B
x - 15 = -6
C
15 - x = -6
D
x - 15 = 6

Slide 39 - Quiz

Schrijf als een vergelijking:
het product van 3 en een getal is 30
A
3x = 30
B
x : 3 = 30
C
3 + x = 30
D
30x = 3

Slide 40 - Quiz