Verhoudingstabellen

Rekenen
Verhoudingen
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Rekenen
Verhoudingen

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
  • Wat is een verhouding?
  • Rekenen met een verhoudingstabel

Wat moet je kunnen: 
  • Rekenen met deelsommen (kleiner maken)
  • Rekenen met keersommen (groter maken)
  • Een verhaaltje veranderen naar een som

Slide 2 - Diapositive

Waar ben jij goed in?
Keersommen
Deelsommen
Ik weet wat ik moet uitrekenen bij een verhaaltje
Verhaaltje uitrekenen met rekenmachine

Slide 3 - Sondage

Startopdracht
Jelle is jarig. Hij trakteert de klas op muffins. Er zitten 28 kinderen in de klas. Reken uit hoeveel Jelle moet betalen. 
De muffins kosten per verpakking €3

Slide 4 - Diapositive

Jelle is jarig. Hij trakteert de klas op muffins. Er zitten 28 kinderen in de klas. Reken uit hoeveel Jelle moet betalen. 

28 kinderen : 4 muffins = 7 
Hij heeft 7 pakken muffins nodig. 

Ieder pak kost 3 euro
3 euro x 7 pakken = 21 euro

Slide 5 - Diapositive

Dit kan ook in een verhoudingstabel geplaatst worden. Je ziet dan de verhouding of relatie tussen de verschillende getallen in de tabel.
Aantal muffins
4
28
Euro
3
21
x 7
x 7

Slide 6 - Diapositive

Wat toont een verhoudingstabel?
A
Alleen de kleinste waarde.
B
Alleen de grootste waarde.
C
De som van de waarden.
D
Relaties tussen twee of meer waarden.

Slide 7 - Quiz

  • In 1 doos zitten 12 eieren
    Hoeveel eieren zitten er in 3 dozen?

  • In 2 uur rijd je 180 kilometer
    Hoeveel kilometer rij je per uur?

  • Drie broden kosten €4,50
    Hoeveel kost 1 brood?

Slide 8 - Diapositive

  • In 1 doos zitten 12 eieren
    Hoeveel eieren zitten er in 3 dozen?

  • In 2 uur rijd je 180 kilometer
    Hoeveel kilometer rij je per uur?

  • Drie broden kosten €4,50
    Hoeveel kost 1 brood?
doos
1
3
eieren
12
36
uur
2
1
km
180
90
brood
3
1
euro
4,50
1,50
x3
:2
:3

Slide 9 - Diapositive

Met 1 fles cola kun je 7 glazen zetten.

Hoeveel glazen kun je vullen met 3 flessen?

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

In 4 dozen zitten in totaal 24 glazen.

Hoeveel glazen zitten er in 20 dozen?

Slide 14 - Question ouverte

3 pakken melk zijn bij elkaar 4,5 liter.

Hoeveel liter zitten er in 9 pakken melk?

Slide 15 - Question ouverte

Jim verdient €6,50 per uur

Hoeveel verdient hij in 8 uur.

Slide 16 - Question ouverte

Jan fietst 60 kilometer in 3 uur tijd.

Hoeveel kilometer fietst Jan in 1 uur tijd?

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Vidéo

3 dozen kiwi's kosten 4 euro. Hoeveel kosten 9 dozen?
Aantal dozen
3
9
Aantal euro's
4
?

Slide 19 - Question ouverte

2 bioscoopkaartjes kosten 16 euro. Hoeveel kosten 10 kaartje?
Aantal kaarten
2
10
Aantal euro's
16
?

Slide 20 - Question ouverte

Er zitten 30 koekjes in 2 pakken. Hoeveel koekjes zitten er in 8 pakken?
Aantal koekjes
30
?
Aantal pakken
2
8

Slide 21 - Question ouverte

8 tubes tandpasta kosten 6 euro. Hoeveel kosten 2 tubes?
Tandpasta
8
4
2
euro's 
6
?

Slide 22 - Question ouverte