Klas 3: Meervoudsvorm + voegwoorden

Today´s Programme 3KB
  1. Ga zitten op je eigen plek, tas op grond, laptop op tafel, pen en papier bij de hand
  2. Vandaag: meervoud en voegwoorden Unit 2.4
  3. Maken Unit 2.4: opdracht 5,6, 7 en 8 (laptop of boek) 3K
  4. Maken 3B: Opdracht 8,9 en 10
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Today´s Programme 3KB
  1. Ga zitten op je eigen plek, tas op grond, laptop op tafel, pen en papier bij de hand
  2. Vandaag: meervoud en voegwoorden Unit 2.4
  3. Maken Unit 2.4: opdracht 5,6, 7 en 8 (laptop of boek) 3K
  4. Maken 3B: Opdracht 8,9 en 10

Slide 1 - Diapositive

SE Unit 2: 12 december
In Som allemaal oefenmateriaal voor alle grammatica

Slide 2 - Diapositive

1. Engelse meervoudsvorm
2. Voegwoorden
(after, and, because, before, but, or, so, until)

Slide 3 - Diapositive

Meervoud in het Engels
Meervoud in Engels:
woord + s
radio - radios
weapon - weapons
Eindigt het woord op sis-klank?
woord  + es
box - boxes
match - matches
Sommige woorden die eindigen met -o:
woord + es
potato - potatoes
tomato - tomatoes
Eindigt het woord op medeklinker en -y?
-y verandert in -ies
duty - duties
enemy - enemies
Eindigt het woord op -f of -fe:
-f of -fe wordt meestal -ves
wolf - wolves
knife - knives

Onregelmatig > uit je hoofd leren.
child - children         person - people            
fish - fish                     sheep - sheep             
man - men                 tooth - teeth
mouse - mice               

Slide 4 - Diapositive

  • Border
  • Army
  • Brush
  • Tooth
  • Wife
  • Knife
  • Hero
  • Bus
  • Mouse

  • Elf
  • Tomato
  • Puppy
  • Box

Slide 5 - Diapositive

  • Border       Borders
  • Army          Armies
  • Brush        Brushes
  • Tooth         Teeth
  • Wife           Wives
  • Knife          Knives
  • Hero           Heroes
  • Bus             Buses
  • Mouse      Mice
  • Elf                   Elves
  • Tomato        Tomatoes
  • Puppy           Puppies

Slide 6 - Diapositive

Voegwoorden: so, and, because
  • Ik hou van ijs. Jan houdt van pizza.
  • I love Ice cream. Jan loves pizza

  • Hij kreeg een cadeau. Hij was jarig
  • He got a present. It was his birthday

  • Hij kon niet goed zien. Hij hoefde niet in het leger
  • He couldn't see very well. He didn't have to join the army


Slide 7 - Diapositive

Wat doet een voegwoord?


Plakt 2 zinnen aan elkaar....

Slide 8 - Diapositive

Voegwoorden
Voegwoorden worden gebruikt om twee zinnen met elkaar te verbinden.

after
na; nadat
and
en
because
omdat; doordat
before
voor; voordat
but
maar
or
of
so
dus
until
totdat

Slide 9 - Diapositive

Kies het juiste voegwoord.

You can report for duty _________ you can flee to Mexico.
A
after
B
before
C
or

Slide 10 - Quiz

Kies het juiste voegwoord.

The US government used a draft lottery _________ they needed more soldiers.
A
because
B
but
C
until

Slide 11 - Quiz

Kies het juiste voegwoord.

He couldn't see very well __________ he didn't have to join the army.
A
because
B
or
C
so

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste voegwoord.

Caleb wrote letters to his family _________ he returned home.
A
and
B
but
C
until

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste voegwoord.

They got married _________ the war ended.
A
after
B
or
C
until

Slide 14 - Quiz

Kies het juiste voegwoord.

Elliot worked at a bakery ________ he had to go to Vietnam.
A
because
B
before
C
so

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste voegwoord.

During this training, you need to wear a helmet __________ carry a first aid kit.
A
and
B
before
C
until

Slide 16 - Quiz

Kies het juiste voegwoord.

In the army, he made a lot of enemies _________ he also made friends for life.
A
after
B
but
C
or

Slide 17 - Quiz

Maken 3B
Unit 2.4: 
Opdracht: 7, 8, 9 en 10
Opdracht: 2 en 5 woordjes 

Slide 18 - Diapositive

Voegwoorden: Unit 2.4 
opdracht 8, 9 en 10 (p. 80)
Voegwoorden worden gebruikt om twee zinnen met elkaar te verbinden.

after
na; nadat
and
en
because
omdat; doordat
before
voor; voordat
but
maar
or
of
so
dus
until
totdat

Slide 19 - Diapositive

Huiswerk: 3K

2.4 reading: Maak opdracht 6, 7 en 8 op pagina 86 en 87.

Slide 20 - Diapositive