soorten bijzinnen + tijden van ww

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Toets maken 
  • Klaar? Zelf Lessonup  bekijken met de klascode - ijmfy
  • Klaar? Extra grammatica maken
  • Herhalen theorie grammatica
  • Bespreken 6,7,8,9 spelling h3 
  • Verder met extra grammatica 
  • Quizlet live 

Slide 2 - Diapositive

Twee soorten bijzinnen 
Lijdendvoorwerpszin: bijzin die het lijdend voorwerp is van de hoofdzin.
Bv: Hij zegt dat hij het niet gedaan heeft. 

Bijwoordelijke bijzin: bijzin die een bwb is van de hoofdzin. 
Bv: Omdat het bleef regenen, werd het kampioenschap afgelast. 

Slide 3 - Diapositive

Lijdendvoorwerpszin
  • Bijzin die het lijdend voorwerp is van de hoofdzin. 
  • De lijdendvoorwerpszin kun je vervangen door het/dat.

Slide 4 - Diapositive

Voorbeelden lv-zin
  1. Lenny zegt dat ze ziek is. 
  2. Hij zegt dat hij het niet gedaan heeft. 
  3. Denk jij dat de snackbar om tien uur nog open is?
  4. Ik vind het leuk dat de meesten het inmiddels door beginnen te krijgen. 

Slide 5 - Diapositive

Bijwoordelijke bijzin
  • Bijzin die een bijwoordelijke bepaling is van de hoofdzin. 
  • De bijwoordelijke bepaling kun je bijvoorbeeld vervangen door toen. 

Slide 6 - Diapositive

Voorbeelden bwb-zin
  1. Toen ze genoeg gespaard had richtte zij haar kamer opnieuw in. 
  2. Omdat het bleef regenen, werd het kampioenschap afgelast. 
  3. De chauffeur is vrijgesproken omdat het verkeersbord scheef stond.
  4. Zodra we thuis zijn, pakken we alle spullen uit. 

Slide 7 - Diapositive

Stappenplan tijden
  1. Bepaal het gezegde (alle werkwoorden in de zin)
  2. (1e letter): hebben/zijn + vtd = v 
                             geen hebben/zijn + vtd = o
   3. (2e letter): in welke tijd staat de pv? 
        t.t. = t             v.t. = v
   4. (3e + 4e letter): Als er een vorm van zullen in de zin staat krijg je 2 T's. Geen vorm van zullen is 1 T. 


Slide 8 - Diapositive

We zullen tekenen.
A
V.t.t.t.
B
O.t.t.t.
C
v.v.t.t.
D
o.v.t.t.

Slide 9 - Quiz

Hij tekent.
A
o.t.t.t.
B
o.v.t.t.
C
o.t.t.
D
v.t.t.

Slide 10 - Quiz

Hij had gemaakt.
A
v.v.t.
B
v.t.t.
C
o.t.t.t.
D
v.v.t.t.

Slide 11 - Quiz

Hij had getekend.
A
o.t.t.
B
o.v.t.
C
v.t.t.
D
v.v.t.

Slide 12 - Quiz

Hij zal schrijven.
A
o.t.t.t.
B
o.v.t.t.
C
v.t.t.t.
D
v.v.t.t.

Slide 13 - Quiz

Hij zou gedanst hebben.
A
o.t.t.t.
B
o.v.t.t.
C
v.t.t.t.
D
v.v.t.t.

Slide 14 - Quiz

We zullen tekenen.
A
V.t.t.t.
B
O.t.t.t.
C
v.v.t.t.
D
o.v.t.t.

Slide 15 - Quiz

Hij tekent.
A
o.t.t.t.
B
o.v.t.t.
C
o.t.t.
D
v.t.t.

Slide 16 - Quiz

Hij had gemaakt.
A
v.v.t.
B
v.t.t.
C
o.t.t.t.
D
v.v.t.t.

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Vidéo

Bespreken
6,7,8,9 spelling h3 

Slide 19 - Diapositive

Maken...
Extra grammatica bladzijde 128
-> huiswerk maandag 

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Lien