Grammatica Engels M2: Present simple

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Grammatica M2:

Present simple

Present simple

De present simple is de tegenwoordige tijd

Je gebruikt deze tijd bij feiten en gewoontes in het heden

Je herkent deze tijd aan de volgende signaalwoorden:

always, never, often, frequently, usually, normally, every ...

Present simple

In deze zinnen wordt bijvoorbeeld een present simple gebruikt omdat het om een gewoonte gaat:

I always wash my hair in the shower

We are never late for school

How often do you play videogames

I usually play football two times a week

Present simple

In deze zinnen wordt bijvoorbeeld een present simple gebruikt omdat het om een feit gaat:

My name is Jason

I am thirteen years old

I live in a big house with my parents

I have three sisters

Present simple

De present simple maak je op de volgende manier:

Onderwerp + heel werkwoord (+S bij he/she/it)

I work, you dance, she eats, we sing, they write

Spellingsregels voor de S (bij he/she/it)

Werkwoord dat eindigt op een -s klank (bv. to kiss)	Hele werkwoord + es (bij he/she/it) She kisses
Werkwoord dat eindigt op een -o (bv. to do)	Hele werkwoord + es (bij he/she/it) He does
Werkwoord dat eindigt op een medeklinker + y (bv. to cry)	Hele werkwoord + ies (bij he/she/it) She cries
Overige werkwoorden	Hele werkwoord + s (bij he/she/it)

Present simple

Een ontkenning bij de Present simple

 maak je op de volgende manier: 

Onderwerp + don't/doesn't + hele werkwoord

I / You / We / They                                   He / She / It

 

Present simple

Een ontkenning bij de Present simple

 maak je op de volgende manier: 

Onderwerp + don't/doesn't + hele werkwoord

He doesn't speak, We don't listen, I don't read

 

Present simple

Een vraag bij de Present simple

 maak je op de volgende manier: 

Do/Does + onderwerp + hele werkwoord

I / You / We / They                            He / She / It

 

Present simple

Een vraag bij de Present simple

 maak je op de volgende manier: 

Do/Does + onderwerp + hele werkwoord

Does he speak? Do we listen? Do I read?

 

Present simple

Let erop dat je bij een vraag of ontkenning het hele werkwoord gebruikt! Dus bijvoorbeeld:

She doesn't listen / Does she listen?

En niet:

She doesn't listens / Does she listens?

 

'To be'

Vragen en ontkenningen bij het werkwoord 

'to be' maak je op de volgende manier:

I am not

You are not

He/she/it is not

We are not

You are not

They are not

Am I?

Are you?

Is he/she/it?

Are we?

Are you?

Are they?

'To have'

Vragen en ontkenningen bij het werkwoord 

'to have' maak je op de volgende manier:

I don't have

You don't have

He/she/it doesn't have

We don't have

You don't have

They don't have

Do I have?

Do you have?

Does he/she/it have?

Do we have?

Do you have?

Do they have?

Oefening: 

Zet het werkwoord in de juiste vorm van de Present simple. Schrijf de hele zin op.

He (to drive) ... to work every day

I (to think - not) ... you're right

She (to have) ... a big present for you

We (to be) ... very happy to see you

We (to eat) ... scrambled eggs in the morning

Her son (to miss) ... her very much

She (to do) ... that every time

... (to like - you) to play soccer?