Quiz luchtwegaandoeningen

Quiz


Luchtwegaandoeningen
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
geneesmiddelkennisMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Quiz


Luchtwegaandoeningen

Slide 1 - Diapositive

Astma

COPD
Begint meestal jong
Erfelijkheid speelt een rol
Veroorzaakt door een allergische prikkel
Chronische bronchitis en enfyseem
De longfunctie neemt alleen maar af
Begint meestal na de 40

Slide 2 - Question de remorquage

Wat staat er NIET om bekend een astma aanval uit te kunnen lokken?
A
Koude lucht
B
Overmatig alcoholgebruik
C
Huisdieren
D
Droge lucht

Slide 3 - Quiz

Wat geeft een verhoogd risico op COPD?
A
Roken
B
Overmatig acoholgebruik
C
Cocaine snuiven
D
Overgewicht

Slide 4 - Quiz

Peter (8 jaar) gebruikt salbutamol en flixotide. Wat is juist?
A
Peter heeft COPD
B
Peter heeft astma
C
Peter heeft hooikoorts
D
Peter heeft een huisstofmijt allergie

Slide 5 - Quiz

Na een tijdje komt peter in de apotheek met schimmel in zijn mond. Wat is er mogelijk verkeerd gegaan?
A
Hij heeft niet rechtop gezeten tijdens inhalatie
B
Hij heeft zijn medicatie te vaak gebruikt
C
Hij is niet therapietrouw
D
Hij heeft zijn mond niet gespoeld na inhalatie

Slide 6 - Quiz

Welke bijwerkingen zou peter door het niet spoelen na inhaleren nog meer kunnen krijgen met zijn medicatie?
A
Een vieze adem
B
Cariës
C
Verkleuring van het gebit
D
Een metaalsmaak

Slide 7 - Quiz

Welk middel is een kortwerkend sympathicomimeticum?
A
Fluticason
B
Salmeterol
C
Salbutamol
D
Formoterol

Slide 8 - Quiz

Welk middel is een inhalatiecorticosteroid?
A
Fluticason
B
Salmeterol
C
Salbutamol
D
Formoterol

Slide 9 - Quiz

Juist of onjuist: Ipratropium is een parasympaticomimeticum
A
Juist
B
Onjuist, het is een ICS
C
Onjuist, het is een parasympaticolyticum
D
Onjuist, het is een sympaticomimeticum

Slide 10 - Quiz

Juist of onjuist: parasympaticolytica worden vooral gebruikt bij astma
A
Juist
B
Onjuist, voornamelijk bij COPD
C
Onjuist, voornamelijk bij allergische rinitus
D
Onjuist, voornamelijk bij pseudokroep

Slide 11 - Quiz

Meneer Francois (54) heeft COPD en gebruikt ipratropium. Dit werkt onvoldoende. Wat doet de arts?
A
Flixotide voorschrijven
B
Beclometason voorschrijven
C
Tiotropium voorschrijven
D
Advies geven te stoppen met roken

Slide 12 - Quiz

Mevrouw Benali heeft moeite met het gebruik van haar dosisaerosol. Welk hulpmiddel kan ze gebruiken?
A
Er is geen hulpmiddel
B
Achterzetkamer
C
Voorzetkamer
D
Opzetkamer

Slide 13 - Quiz

Welke instructie geef je mevrouw Benali mee voor het schoonmaken van de voorzetkamer?
A
Niet schoonmaken
B
Spoelen in een sopje en laten drogen aan de lucht
C
Spoelen in een sopje en goed drogen met een föhn
D
Spoelen in een sopje en goed drogen met een schone theedoek

Slide 14 - Quiz

Meneer Bartels krijgt voor het eerst een turbuhaler. Welke stelling over de turbuhaler is waar?
A
Geschikt voor mensen die moeite hebben met inademen
B
Dit is een dosisaerosol
C
Deze inhalator is geschikt voor baby's
D
Deze inhalator bevat poeder

Slide 15 - Quiz

Montelukast is een:
A
Corticosteroid
B
Sympathicomimeticum
C
Parasympathicolyticum
D
Leukotrieenreceptor-antagonist

Slide 16 - Quiz

De toedieningsweg van Montelukast is
A
Oraal
B
Tracheaal
C
Nasaal
D
Rectaal

Slide 17 - Quiz

Dit is een
A
Autohaler
B
Diskus
C
Redihaler
D
Novolizer

Slide 18 - Quiz

Dit is een
A
Autohaler
B
Diskus
C
Redihaler
D
Novolizer

Slide 19 - Quiz