vraagwoorden herhaling en geen en niet

• NT2
• ISK

vraagwoorden herhaling en geen en niet

Lezen 

De vraag

Wie?

Wat?

Waar?

Wanneer?

Waarom?

Hoe?

Vraagteken

Een vraagteken zet je aan het eind van een vragende zin, waarin de intonatie wat omhoog gaat aan het eind.

Waar kom je vandaan?

Welke dag is het vandaag?

WIE?

Wie is jouw leraar?

Louise

WAT?

Dingen: de, het of een

Wat ga je doen?

Ik ga lezen.

WAAR?

Plaats

Waar is Louise?

Louise is op school.

Waar woon jij?

Ik woon in Apeldoorn

Waarom?

Waarom is Louise op school?

Omdat ze les geeft.

WANNEER?

Tijd, datum, dag 

Wanneer ga jij naar school? Ik ga maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag naar school..

Wanneer heb jij een afspraak? Ik heb morgen een afspraak.

Hoeveel? 

Hoeveel kinderen heb jij? Ik heb twee kinderen.

Hoeveel pennen zie jij? Ik zie 4 pennen.

Wie is dit?

1. Tom.
2. De pen.

Wat ga je eten?

1. Tom.
2. De soep

Wie is blij vandaag?

1. Ik!
2. De tafel.

Wat ga je doen?

1. Ik ga voetballen.
2. 9 uur.

Wie zit op de stoel?

1. De kast.
2. Furkan.

_______ is moe?

1. Wie?
2. Wat?

_____ doe je?

1. Wie?
2. Wat?

_____ moeten we doen?

1. Wie?
2. Wat?

______ is boos?

1. Wie?
2. Wat?

_____ moet ik schrijven in mijn schrift?

1. Wie?
2. Wat?

_____ poetst de tafel?

1. Wie?
2. Wat?

Wie ___ ____?

Wat ___ ____?

Wanneer ga je naar huis?

1. Nederland.
2. Omdat ik moe ben.
3. 8 uur.

Waar is het station?

1. Om 6 uur.
2. Hier, de eerste straat naar links.
3. Om hij ziek is.

Wanneer is de school klaar?

1. Omdat de juf boos is.
2. Om 3 uur.
3. Het station.

Waarom ben je moe?

1. Het ziekenhuis.
2. Omdat ik niet veel geslapen heb.
3. Maandag.

Waar ga je naartoe?

1. Naar huis.
2. Omdat ik honger heb.
3. Om 10 uur.

Wanneer is het weekend?

1. Overmorgen!
2. Omdat zij niet slapen.
3. Op school.

_________ ben je thuis? Om tien uur.

1. Waar
2. Wanneer
3. Waarom

_________ is het station?

1. Waar
2. Wanneer
3. Waarom

_________ is de juf boos? Omdat we spelen.

1. Waar
2. Wanneer
3. Waarom

___________ is de school?

1. Waar
2. Wanneer
3. Waarom

___________ is het vakantie? Over veel weken!

1. Waar
2. Wanneer
3. Waarom

___________ mogen we niet samen spelen? Door Corona.

1. Waar
2. Wanneer
3. Waarom

___________ is juf Julia?

1. Waar
2. Wanneer
3. Waarom

___________ hebben we de toets? Vrijdag!

1. Waar
2. Wanneer
3. Waarom

Waarom ____ ____?

Waar ____ ____?

Wanneer ____ _____?

e-mail sturen

Aanhef

Hai Joe,

Beste Joe,

Geachte heer, mevrouw,

Geachte heer Lievens,

Lieve mam,

de indeling

Ha Sammy,

Hoe gaat het? We hebben elkaar lang niet gesproken. Ik belde je, maar ik kreeg helaas je voicemail. Ik dacht ik stuur je even een mailtje.

Misschien kunnen we binnenkort even afspreken. We zouden nog een keer naar de bioscoop gaan. Ik kan maandag, woensdag, vrijdag en zaterdag.

Laat maar even weten wat jou uitkomt! Tot snel.

Liefs, Luna

Zelfstandig werken